Sint Maarten, een populaire heilige in Achterhoek, Liemers en Noordrijn Westfalen

02-01-2015 21:37
Sint Maarten een populaire heilige in Achterhoek, Liemers & Noordrijn Westfalen
door Theo Goossen te Zevenaar en Hans Kooger te Arnhem

Over het leven van de bekende Martinus (1) van Tours zijn levensgeschiedenissen opgetekend door twee schrijvers. De eerste was Sulpicius Severus (363-420), een
tijdgenoot, die Martinus bewonderde. De tweede auteur was één van Sint Martinus' opvolgers, Gregorius van Tours (Gregorius Florentius; ca. 538-593, die ongeveer 200 jaar na de dood van Martinus over de wonderen van de heilige schreef. (2)
Wanneer Martinus geboren is, is niet precies vast te stellen. Sommige nemen het jaar 316, anderen het jaar 317 als zijn geboortejaar aan.
Vast staat dat Martinus in Savaria (of Sabaria) in de Romeinse provincie Pannonië *is geboren. De huidige naam is Steinamanger (Hongaars: Szoombathely), een stad die dichtbij de Oostenrijkse grens en de plaats Graz ligt.
Savaria was toen de hoofdstad van de bezettende macht, waar vele troepen waren gelegerd. Martinus' vader was een militaire honderdman, die zich na zijn pensionering terugtrok in Ticinum (nu Pavia). In ieder geval bracht Martinus zijn jeugd in Pavia door. In zijn tijd werd het vooruitstrevend gevonden als je overging tot het christelijke geloof. Keizer Konstantijn (306-337) had steeds christelijke invloed uitgeoefend op zijn volk.

Volgens familietraditie moest Martinus legerofficier worden. Als vijftienjarige trad hij in het Romeinse leger en na een aantal jaren werd hij cavalerie-officier. Door een eed, afgelegd op het vaandel van zijn legeronderdeel, verplichtte hij zich tot een diensttijdvervulling van 20 jaar.
Waarschijnlijk diende hij een tijd in Egypte en op de Balkan.
In Egypte heeft hij wellicht kennisgemaakt met het kloosterleven. Als twaalfjarige wilde Martinus al kluizenaar worden, maar dat stuitte op verzet van zijn ouders.
Als officier werd hij beroemd door zijn schenking van een deel van zijn soldatenmantel aan een bedelaar in Amiens.

Martinus liet zich, 18 jaar oud, tijdens zijn krijgsdienst in Gallië dopen.
Zes jaar later nam hij ontslag en ging naar bisschop Hilarius van Poitiers, één van de voorlieden van de leer van het Concilie van Nicea (bekend door stellingname tegen Arius 3). Hilarius nam Martinus op in zijn staf en gaf hem de lagere wijding van exorcist ( duiveluitdrijver). Martinus reisde naar Pavia, waar hij zijn ouders wilde overhalen om ook christen te worden. Zijn vader was daartoe niet bereid, zijn moeder wel. Daarna trok hij zich terug in een kluizenaarscel nabij Milaan, om alsnog het ideaal van zijn jeugd te verwezenlijken. Na twee jaar werd hij door de Milanese bisschop Auxentius verdreven, waarop hij een leven als zwervende monnik begon. Hij vertoefde een tijdje op het eiland Gallinaria nabij Albenga (Golf van Genua), maar trok verder naar Poitiers, waar hij opnieuw een cel betrok. Daar trok hij in de loop der jaren vele leerlingen en godszoekers aan en zo ontstond beetje bij beetje een klooster, dat Ligugé werd genoemd.
Martinus verbleef lange tijd in Ligugé, waar hij de roem van wonderdoener verwierf. Toen zijn beschermheer, bisschop Hilarius in 367 overleed, werd hij niet zijn opvolger. Vier later echter, werd hij door het volk van Tours tot bisschop verkozen. Hij werd opperherder, maar bleef ook monnik. Op enige afstand van Tours bouwde hij (4) met zijn leerlingen het "Magnum Monasterium" ( het grote klooster, dat later Marmoutiers werd genoemd). Het convent had plaats voor ca. 80 monniken, die met een ezel of een schuit het land introkken om de bevolking het Ware Geloof te verkondigen. Martinus was behalve kluizenaar, kloosterstichter en een charismatische leraar, ook een apostel die de christelijke leer wijd en zijd verkondigde. Martinus, door zijn optreden en mirakelen een man van grote betekenis in zijn tijd, stierf op 8 november 397 te Candes. Zijn stoffelijk overschot werd door zijn volgelingen naar Tours overgebracht en hij is op 11 november op een Gallo-romaans kerkhof, in het westen van de stad begraven. Bij zijn dood waren in Gallië ruim 2000 monniken.
Bisschop Brictius (overleden omstreeks 444) bouwde in Tours een kapel boven zijn graftombe (5), die vijftig jaar later te klein bleek te zijn, door steeds wassende stroom pelgrims. Bisschop Perpetuus bouwde een grotere basiliek boven Martinus' graf en die groeide later uit tot de beroemde St. Martinusabdij. Omstreeks 560 werd hij de nationale heilige - later kreeg hij de titel van Belijder - van de Franken (6)
In hun huisoratorium bewaarden de Merovingische koningen de mantel (cappa) van Martinus, die zij steeds met zich mee voerden als zij ten strijde trokken (7). Paus Leo VII verklaarde in de 10e eeuw dat de kerk in Tours, naast die van de Sint Pieter in Rome, het meest bezochte bedevaartsoord van de christenen was. De Capetingers, die in de 12e eeuw het koningschap in Frankrijk weer invoerden, wierpen zich op tot officiële beschermheren van de Maartenkerk te Tours. In de periode van 1562-1598 woedde de strijd tegen de Hugenoten. De relieken en het gebeente van Martinus werden grotendeels in een vuur geworpen. Gelukkig wist een monnik nog een stukje van een arm en een gedeelte van de schedel van de nationale heilige te redden. De Martinuskerk was helaas eind 18e eeuw bouwvallig geworden en in 1802 gesloopt. De relieken werden tijdig in veiligheid gebracht, maar raakten in het vergeetboek. Eerst in december 1860 werd in de kelder van een nieuw gebouwd huis een restant van het graf van Martinus ontdekt. Boven de grafkelder van Martinus verrees in 1902 een pseudo-basiliek die in 1925 werd gewijd. In de crypte staat achter tralies een klein reliekschrijn met de restanten van het skelet van de grote heilige. Nog steeds dalen veel toeristen en pelgrims in de crypte af om te bidden. Op stutkolommen zijn talloze tegels gemetseld met teksten die uitingen van dankbaarheid en gebedsverhoringen tonen. Boven het portaal van de basiliek (8) staat de fraaie Latijnse spreuk: "Gaude Felix Turonum civitas," ( Verheug U, gelukkige stad Tours, Gij bezit een schat.)
Op hun domeinen, ook ver verwijderd van het land van oorsprong, bouwden de Frankische koningen kerken en kapellen, die zij onveranderlijk aan Sint Martinus toewijden. De oudste Sint Maartenskerk, daterend uit 597, stond te Canterbury. In Frankrijk bouwde men sinds de dood van Martinus ruim 3600, in Engeland meer dan 160 kerken, die de Franse heilige als patroonheilige aannamen.
Talloze Sint Martinuskerken zijn te vinden in Duitstalige gebieden, zoals in Zwaben, als getuigen van de intrede van het christendom in die streek ((9) . Sint Liudger (Ludgerus) bracht de verering van Martinus naar Westfalen

 


In de Nederlanden

Het missiewerk van Willibrord en gezellen stond onder bescherming van de Franken, die Martinus als hun nationale heilige hadden geadopteerd. Vandaar dat het eerste Utrechtse kerkje oorspronkelijk als kerkpatroon Sint Maarten had.
Wellicht is al in 600 in Utrecht door Frankische vorsten (Chlotachar II en Theudebert II) dat oude kerkje gebouwd. Het godshuis is door de Friezen verwoest. Willibrordus kende Martinus, omdat die heilige erg populair in zowel Engeland als Ierland was. Omstreeks het jaar 1000 waren er in Utrecht nog ongeveer negen kerkjes aan de Monnik/militair toegewijd, zoals te Doorn, en Werkhoven.(10). Bisschop Radboud van Utrecht (899-917), die voor hij bisschop werd, enige tijd in Tours verbleef, bevorderde de verering van Martinus.
Zo werden in het bisdom Utrecht ook omstreeks de tiende eeuw kerken in het bezit van Benedictijnen (van St.Truiden) in Genderen en Eethen, in het land van Altena, aan Sint Maarten toegewijd.
Sint Maarten was populair als patroonheilige. Hij werd vereerd als monnik/ kluizenaar en bovendien sprak het tot de verbeelding van priesters en volk, dat hij jarenlang militair was geweest. De combinatie van monnik/officier gaf iets extra's aan de verering. In Noord-Holland treffen wij de plaats Sint Maarten aan en het dorp Maartensdijk in de provincie Utrecht. De heilige is in gemeentewapens steevast afgebeeld zittend op zijn paard terwijl hij een bedelaar een stuk van zijn mantel geeft. Behalve in de al genoemde gemeenten (11), is Martinus waar te nemen in de gemeentewapens van Borgharen, Eethen, Gronsveld, Halsteren, Itteren, Stein, Tegelen en Vreeland. (12) Het gemeentewapen van de stad Utrecht bestaat uit een schild met een diagonale verdeling in een rode en witte helft. Het rode gedeelte stelt een slip van de mantel van Sint Martinus voor. Tot 1528 was eveneens in de witte zijde een afbeelding van Martinus (patroonheilige van de stad) opgenomen. In laatstgenoemd jaar nam keizer Karel V de macht over en de bisschopsfiguur verdween uit het wapen. (13).
Gedurende de middeleeuwen was Martinus zeer populair in het bisdom Utrecht. In 1115 ontving het Utrechtse Domkapittel enige relieken van Martinus van Tours. Omstreeks 1200 was zijn feestdag in november een "Festum Fori", een dag die gevierd werd als zondag, compleet met vigilie en octaaf.
Na de dertiende eeuw raakte de devotie van Sint Maarten wat op de achtergrond. Oosterse heiligen, zoals Nicolaas, Catharina en Gregorius kregen meer belangstelling, vooral door de kruistochten.
In Gelderland en het Westfaals-Nederrijnse gebied vindt men een groot aantal St. Maartenskerken, van Arnhem tot Emmerich en verder zuidwaarts. Vanaf de 10e tot en met de 20e eeuw zijn steeds kerken aan de fascinerende heilige toegewijd.
Elke Sint Maartenskerk heeft zijn eigen historie. Wanneer en door wie de toewijding als patroonheilige in een parochie is gebeurd, is lang niet altijd duidelijk.
Wij zullen proberen wat stof van die oude zaken af te blazen en een korte inventarisatie van de historie presenteren. Tevens is getracht om nog tastbare herinneringen aan de Hongaarse soldaat/monnik te vermelden.

In Gelderland

In Gelderland zijn Grote of Sint Maartenskerken te Doesburg, Tiel en Zaltbommel.
In Arnhem had de Grote Kerk aanvankelijk als patroonheilige St. Martinus, later werd dat St. Eusebius. Omstreeks 1420 verflauwde de St. Maartensdevotie te Arnhem en in 1453 werden de relieken van St. Eusebius via de abdij van Prüm verkregen door pastoor Walraven van Wamel.
In 1960 werd tijdens restauratie van de Arnhemse Grote Kerk in een kooromgang, aan de zijde van de Grote Markt, een 10e eeuws restant van de oude St. Maartenskerk gevonden. Buiten, in het plaveisel is de plattegrond van de oude Romaanse kerk aangegeven. In 1875 werd in de Steenstraat de derde Rooms-katholieke kerk te Arnhem gebouwd, die aan Sint Martinus werd toegewijd. (15)
Op de Veluwe en in het Rivierengebied zijn talloze oude Sint Maartenskerken, ondermeer in Epe, Harderwijk, Bronkhorst, Elst, Gent, Lent, Hemmen, Maurik, Ophemert, Tiel, Zaltbommel, Rossum, Gameren, Brakel, Kerkdriel. In de Betuwe had Karel Martel (strijdhamer genoemd; ca 688-741), Hofmeier in het Frankische Rijk, vertegenwoordigers die in het Bisdom Utrecht domeinen bezaten. Die goederen vormden de grondslag voor het stichten van een kerk, met als patroonheilige Martinus.
In de 9e eeuw begon de chritianisering in Gelre en de voltooiing volgde in de eeuw erop.
Op verschillende plaatsen werden kerken gebouwd en zielzorgers begonnen met hun werk. Sommige priesters zouden hun opleiding in Utrecht hebben verkregen. Maar een compleet overzicht van dit stukje historie is (nog) niet te geven. Ongunstige invloeden in de 9e en 10e eeuw, zoals invallen van Noormannen en Saksische opstanden, hebben zeker het proces van de chritianisering niet vlot doen verlopen. Relaties tussen priesters en bevolking (deels christenen) hebben een rol in dit proces gespeeld (6).
In Achterhoek/Liemers en in het Nederrijnse staan nog talloze oude Sint Maartenskerken.

Achterhoek en Liemers

In de Achterhoek bezat het kapittel van de Martinuskerk van Emmerich veel gronden .Zo werd bij de keuze van een kerkpatroon de naam dikwijls door het kapittel van de hoofdkerk bestemd. Hetzelfde wat via het Domkapittel te Utrecht was geschied
De mondelinge traditie wil, dat Willibrord, zowel in Netterden als in Zeddam een houten kerkje liet bouwen. De patroon van de kerk in Zeddam werd Sint Maarten (17), zoals af te lezen is van een zegel van een oorkonde uit 1281, waarop Martinus staat afgebeeld.
Patrociniumwisseling van Martinus naar Oswaldus moet omstreeks 1450 hebben plaatsgevonden.
In Gendringen heeft men omstreeks 1218 een kerkje gebouwd, dat waarschijnlijk al aan Martinus (18) was toegewijd. In de huidige kerk, in 1896 ontworpen door de Utrechtse architect Alfred Tepe (19) is in een zijbeuk een prachtig 19e-eeuws St. Maartensbeeld te zien. (20) In het naburige Etten is het al in de 11e eeuw gestichte kerkje in 1571 aan Sint Maarten toegewijd. (21) Op de twee klokken van de kerk (gegoten respectievelijk in 1393 en 1403) komt de naam van Martinus voor. Boven het hoofdportaal van de kerk is een beeld van de patroonheilige aangebracht.
In Megchelen werden omstreeks 1411 de eerste sporen van christendom aangetroffen. Dat staat in een ongedateerde oorkonde van de bisschop van Utrecht die ridder Reynaldus van Aeswyn vergunning geeft om een kapel te bouwen. Die kapel werd in 1580 een kerspelkerk. In 1855 kwam er een waterstaatskerkje voor in de plaats, toegewijd aan St. Martinus en na afbraak van dat godshuis en toren werd in 1934 weer een nieuwe kerk gebouwd, die in 1935 plechtig werd ingewijd. De kerk werd zwaar beschadigd in de oorlog, maar later weer hersteld. Drie nieuwe klokken werden in 1950 in de toren gehangen. Zij dragen de namen van Martinus, Willibrordus en Maria. (22)
Didam behoort tot de oudste stichtingen in de Liemers. In februari 828 werd namelijk in een oorkonde beschreven dat Gerward, zoon van Landward, goederen aan de kerk van Utrecht schonk, welke door een erfenis hem waren toegevallen uit het dorp Theodon (Didam). Akten van de Geestelijken Stichtingen in het Kwartier van Zutphen (1301-1593) vermeldden een St.Martinuskerk te Didam. (23)
De kerk van Wehl heeft een tufstenen toren, die in de tweede helft van de 12e eeuw is gebouwd. De parochie werd in de 14e eeuw van Zeddam afgescheiden en onder de bescherming van Martinus geschaard. (24)
In Beek werd 1339 een stenen kerkje gebouwd, toegewijd aan Sint Petrus banden. Een deel van de huidige toren bevat nog tufstenen van die eerste kerk. Eerst in later tijd is de patroonheilige St. Martinus geworden. De kerk is diverse malen vergroot en gerestaureerd. Tijdens de Reformatie is de kerk voor katholieke gesloten. Op
7 augustus 1796 werd de kerk te Beek - een grote dag voor de gehele parochie - ingewijd door J. F. Sparmakering, sinds 1750 aartspriester te Emmerich. Als herinnering aan Sint Maarten is een groot gebrandschilderd raam te vinden. (25)
De bisschop van Luik, Balderik II, schonk omstreeks 1010 de nederzetting Pannerden (rond een curtis of versterkt huis), een houten kerkje, een molen en huisje aan de armen van zijn stad. Het kapittel van Emmerich nam in 1284 het goed Pannerden over, maar stond het nog geen jaar later af aan ridder Willem Doys, die ook het patroonsrecht van de kerk verwierf. De huidige kerk, gebouwd in 1878, werd door de eerder genoemde A Tepe ontworpen. Over de kerken en de parochie van Pannerden schreef wijlen pastoor Jan H. Breuking een boek. (26) In Herwen staat de in 1905 eveneens onder architect Tepe gebouwde Martinuskerk. In 1994 leverde een actie voor het opknappen van de glas-in-loodramen van de Herwense Martinuskerk een aardig bedrag op. Totaal is meer dan twee ton nodig om de fraaie ramen, gemaakt door diverse glazeniers, te restaureren. (27)
De St. Martinikerk te Laag-Elten werd in 1054, door verplichte bijdragen uit de opbrengsten van (Oud) Zevenaar, op bevel van de Graaf van Zutphen, gebouwd. In het midden van de 11e werd de kerk onder de voogdij van de St. Aldegundis te Emmerich gesteld.
Oud-Zevenaar komt op tiendrollen van 1276 voor. Deze belasting werd geheven ten behoeve van de Kruistochten. Een glas-in- loodraam boven het priesterkoor van de St. Martinuskerk herinnert aan de officier Martinus die een gedeelte van zijn mantel schenkt. Een schilderij van Wouter Berns, (geplaatst in het hoofdaltaar) gemaakt in 1991, heeft hetzelfde verhaal als motief. In 1995 vierde de Harmonie St. Martinus te Oud-Zevenaar haar vijftigjarig bestaan met een jeugdmiddag, feestconcerten en een receptie.(28)
De kerk van Doesburg was oorspronkelijk in het bezit van het Klooster Bethlehem bij Doetinchem en in 1286 overgedragen aan de Duitse Orde. Die zogeheten incorporatie betekende overdracht van het vermogen en inkomsten van de kerk aan het klooster.
De abt was tegelijk parochiepastoor.(29) In 1375 werd opnieuw een kerk gebouwd, die in 1483 volkomen is uitgebrand en eerst een eeuw later geheel hersteld. De kerk is in de loop van jaren nogal bezocht door rampen: brand, windhoosgeweld en blikseminslag. De Duitsers deelden opnieuw een forse klap uit op 15 april 1945 toen zij de toren opbliezen. Gelukkig heeft ondermeer de Vereniging "15 april 1945" ervoor gezorgd dat de kerk weer geheel werd gerestaureerd.(30) Ter herinnering aan Sint Maarten is aan het naburige raadhuis een reliëf aan de buitenmuur te vinden.
De kerken te Gaanderen en Wijnbergen namen eveneens Martinus als kerkpatroon aan. De Gaanderense Woningbouwvereniging Sint Martinus vierde in april 1995 haar 75-jarig bestaan (31) in sporthal De Pol. Met een feestelijke muziek- en artiestenavond en een nostalgische kermis ( georganiseerd door het schuttersgilde Sint Martinus.
De Martinuskerk in Warnsveld werd in de 10e eeuw gebouwd en officieel in het jaar 1121 als eerste melding aangegeven.
In de 13e eeuw werd er al melding gemaakt van een parochie Twentlo (Twello)
Na de Reformatie kerkte de Katholieken in Duistervoorde in het koetshuis van de katholieke familie. In 1887 werd een neogotische kerk, toegewijd aan Sint Martinus, in gebruik genomen, waarvan de architect Gerard ter Riele was. Deze kerk verving de inmiddels gesloopte voorganger. Die op het huidige kerkhof stond.


Aan de Nederrijn

In de Romeinse tijd bevonden zich soms christenen onder de legeronderdelen, die aan de Rijn waren neergestreken. Rondreizende handelaren hadden wellicht ook het christendom omhelsd. Omstreeks het begin van de 8e eeuw begon de chritianisering van de Liemers en Nederrijn, vanuit Maastricht en Keulen. Van parochiegemeenschappen was in die tijd nog geen sprake. Onder het bisdom Utrecht ressorteerden in de 8e eeuw de Liemerse gemeenschappen van christenen, de stadsparochies van Emmerich en de landparochies van Griethausen, Kellen, Brienen, Elten en Hoog-Elten. In maart 838 sloot bisschop Alfricus van Utrecht een contract met graaf Rodagar. Deze edelman schonk zijn goederen aan de Utrechtse Sint Maartenskerk. Die goederen waren in Duiven en Doetinchem een gewijde kerk met woning, land, een hoeve, horigen en daarnaast een kerk uit het niet nader geïdentificeerde Heoa (misschien te vertalen als Didam?) Het bisdom Utrecht werd in het begin van de 13e eeuw in elf aartsdiaconieën verdeeld, waaronder die van Emmerich
Het is niet zeker, dat de Martinuskerk te Emmerich (het Cenobium Embricense) en nog een aantal kerken met als kerkpatroon Martinus, door Willibrordus zelf zijn gesticht. (32)
Het patrocinium wordt eerst in een oorkonde uit 1233 genoemd (met als schutspatroon Sint Maarten): Oud-Zevenaar, Wehl, Griethausen, Laag-Elten,
Zeddam, Etten, Gendringen en Didam. In 1561 werd de proosdij Emmerich gesplist in een Kleefs en een Berghs gedeelte. Het Berghse deel kwam onder het bisdom Deventer.
Willibrordus stichtte op verschillende plaatsen kloosters, waaronder waarschijnlijk het cenobium te Emmerich. Johannes Ingenwinckel (33), sinds 1524 proost van de St. Martini te Emmerich, verwierf een Martinusreliek (een armbotje) en hij kreeg een reliekhouder te Rome, waar hij een functie had bij de Pauselijke Rechtbank (Rota) van 1504-1512.
Aan de zij-ingang van de Martinuskerk in Emmerich is de heilige als officier afgebeeld, terwijl hij een stuk van zijn mantel afsnijdt. H Flintrop schreef een dissertatie over de kerk te Emmerich. (34) Gelukkig bleef, door hulp van dr. J. H.van Heek het Emmerichse kerkarchief van de St. Martini in het jaar 1944 behouden. Zie hiervoor het spannende verhaal van Jacob Düffel (35).
Griethausen, een aardig dorp nabij Emmerich, kreeg in 1364 een tol-annex veerhuis bij de Rijn, opgezet door Graaf Johan II uit Kleef, die niet alleen tolgeld ving van reizigers te voet, maar ook van de voorbij zeilende schepen. Een slimme koopman. Zo ontwikkelde zich rond veer en tol een stad (stadsrechten in 1374), waarbij natuurlijk ook een kerk hoorde. Het aan Martinus gewijde godshuis stamt uit 1390. Maar de dromen van Graaf Johan kwamen niet uit. De Rijn verlegde zijn loop en de stad verkommerde tot een stil dorp. (36)
In 1436 bouwden de Broeders van Het gemene Leven, als navolgers van de Moderne Devotie, in Wesel een nederzetting. Dat was het begin van het ontstaan van een St. Maartenskapel in 1439. In 1540 ging de clerus van de hoofdkerk van Wesel over naar het protestantse geloof. Degenen die dat niet wilden, gingen naar de kerk van de broeders. In de tijd na de Reformatie werd de in oorlogstijden zwaar beschadigde kerk (St. Martini) weer opgebouwd.
Eerst in 1734 kregen de Broeders parochierechten. De oude Frater-herrenkirche aan de Ritterstrasse werd opnieuw in de oorlog 1940-1945 verwoest. Enkele houten sculpturen uit het einde van de 15e eeuw bleven bewaard, zoals het beeld van St. Maarten. Een nieuwe kerk werd in 1948-1949 gebouwd op een voormalig
kazerneterrein in de buurt van de Klever Tor (37). Dat godshuis werd een modern centrum, compleet met bejaardenhuis, kinderspeelplaats, pastorie en vergaderruimte.(38) een plastiek van de heilige is te vinden nabij de hoofdingang.
Rheinkamp-Repelen was sinds 1176 met een aan St. Martinus gewijde kerk gezegend, die behoorde tot het bezit van de Abdij te Echternach. Later kwam de parochie onder het Stift van Xanten.(39)
In zowel Mehr als Wankum is de St. Maartenskerk in 1290 ingewijd.
Mehr, een dorp nabij Kranenburg, wordt al in een acte in 720 "Meri en Mere" (binnenmeer) genoemd. De graaf van Kleef was de eigenaar van de oude kerk; later gingen de rechten over op het Stift Monterberg bij Kalkar. De naam van de kerk kwam eerst in 1290 te voorschijn in een "liber procurationem archidiaconatus Xantensis". In 1990 wed het 700-jarig van de parochie feestelijk gevierd (40).
De oudste bekende pastoor is Johann Sprechhals. In 1341 kwam de kerk door een ruiltransactie onder beheer van het Stift Bedburg. (41) Het kerkarchief (42) verbrandde helaas in 1742. De kerk te Mehr, omgeven door linden, heeft een eigenaardig dromedarisachtig silhouet, zoals ook kerken bijvoorbeeld te Persingen en Straelen vertonen. Het schip, uit de 15e eeuw, is namelijk hoger dan het koor en de toren is betrekkelijk laag.
In 1743 kreeg een aantal protestanten afkomstig uit de Pfalz, toestemming van de Pruisische regering om zich te vestigen op de heide van Goch. Zij noemden hun dorp Pfalzdorf. In 1817 werd een protestantse en 1811 de Rooms-katholieke St.Martinuskerk gebouwd die in 1839 werd uitgebouwd tot een kruisvormig godshuis (43).
De geschiedenis van de nederzetting Zyfflich, in oude tijden "Safflica" genoemd, is nauw verbonden met de kerkhistorie. Graaf Baldrich van Uplade, stichtte op zijn land in Safflica omstreeks het jaar 1000 een klooster, dat aartsbisschop Heribert van Keulen in 1011 aan St.Martinus toewijdde.
De oude kerk, uit de Ottoonse tijd, lijkt qua bouwstijl op kerken te Luik, Keulen en Aken. De Zyfflichse kerk onderging talloze verbouwingen; de in 1715 aangebrachte stutpijlers bij de toren zijn zeer bijzonder. Eind 1944 werd de kerk door een bombardement een complete ruïne. De pastoor en de parochianen lieten het er niet bij zitten; zij brachten geld bijeen en herbouwden de kerk, die in oktober 1961 plechtig werd heringewijd. (44)
Qualburg behoorde, evenals Rinderen en Niel onder de naam "Qualdriburgium" tot het Romeinse verdedigingssysteem, de Limes. Het St. Maartenskerkje te Qualburg was al voor 1134 in het bezit van het dubbelklooster van Bedburg. Van de bouwgeschiedenis is helaas niets bekend.(45) De huidige kerk werd in 1889 gebouwd. Twee vroegmiddeleeuwse gedenkstenen (6e en 10e eeuw) zijn aan de rugzijde van het hoofdaltaar ingemetseld.
Aan de Duffelbandijk, nabij de grens, ligt het dorp Bimmen, compleet met St Martinuskerk. In een nis van het altaar staat een bisschopsfiguur van Sint Maarten. (46) Deze nis kan gedraaid worden, zodat er een uitstelling van een monstrans mogelijk is.
Ten oosten van Marienbaum ligt het dorp Vynen, dat al sinds de 12e eeuw een St. Maartenskerk bezit. In 1870 werd de eenbeukige kerk met twee dwarsbeuken uitgebreid.

Sint Maarten is tot in onze tijd populair gebleven.
Zo werd in Stenern bij Bocholt op 11.11.1978 (feest van St.Maarten) een ontmoetingscentrum in gebruik genomen. Het gebouw bevat gebrandschilderde ramen van ontwerper Joachim Klos en zij zijn vervaardigd door glazenier Derix uit Kevelaer. Op een van de ramen staat een korte levensgeschiedenis van St. Maarten weergegeven.
Tot slot een overzicht (47) van enige Sint Martinuskerken.

Martinuskerken gesticht tussen 800-1811
Achterhoek/Liemers: Beek 1796; Didam 1300; Doesburg 1286; Etten 11e eeuw; Gaanderen 1868; Herwen 1284; Megchelen 1411; Oud-Zevenaar 800; Pannerden 1284: Wehl 13e eeuw; Wijnbergen 1785; Zeddam 8e eeuw'
Nederrijn: Bimmen 15e eeuw; Laag-Elten 1054; Emmerich 700; Griethausen 1390;
Mehr 1290; Pfalzdorf 1811; Qualdorf 1134: Repelen 1176; Veert 16e eeuw: Vynen 12e eeuw; Wankum 1290; Wesel 1439; Zyfflich 1000.


Volksgebruiken (48)

Over die gebruiken zou een lijvig boek geschreven kunnen worden. Wij beperken ons echter tot een paar regeltjes over de feesten die de donkere novembertijd een beetje laten oplichten. Op elf november namelijk is de Liemers, de Achterhoek, Twente, Het Land van Kleef en Munsterland vol met duizend en lichtjes. In de avonduren trekken stoeten kinderen in dorpen en steden rond. Zij dragen een lampion of een uitgeholde biet met een kaarsje erin. In Oud-Zevenaar - en daar niet alleen - rijdt de figuur van Sint Maarten op een paard rond, gevolgd door de bedelaar, die volgens het verhaal aan de stadspoort van Amiens een stukje van de mantel kreeg. Op veel plaatsen worden vreugdevuren ontstoken. Bij een vormsel kregen in Oud-Zevenaar eertijds de vormelingen een aandenken met als vers daarop: "Sint Martinus leert ons geven, aan elkaar goedheid in ons leven."
Kinderen trekken van huis tot huis om een liedje te zingen en als beloning ontvangen zij een appel, snoep of wat centen.
In Losser is het een gewoonterecht, dat de scholen vroeger uitgaan om de kinderen vóór het invallen van de duisternis volop gelegenheid te geven hun snoep- ommegangen te houden onder het zingen van het volgende liedje:


Sunte Mertens vöggelken
Har zo'n rood, rood köggelken,
Har zo'n rood, rood róksken an,
Hei Sunte Mertensman.
Laot mi'j hier nich langer staon,
Ik mot vanaovond nao Meunster gaon,
Meunster is hier zo wied vandan,
Waor 'k nich good meer kommen kan
Hier woont zon'nen rieken man,
Dé zo völle gèven kan,
Appelkes gèven, keukskes gèven,
Zaolig zal è stèrven,
den hemel zal è èerven
Maar als er niets wordt gegeven, zingt de Losserse jeugd honend:
Bi'j Riekmans deur, bi'j Riekmans deur,
Daor hangt neen buul met driete veur...(49)

"Lustig, Lustig tralalala, heut ist Martiniabend da" zingen kinderen overal langs de Nederrijn, als zij met fakkels en lampions langs de straten trekken. In Westfalen/Munsterland is het al niet anders. De jeugd uit Dinxperlo trekt in Bocholt mee met de vermaarde St.Martinuszug, die al vanaf 1910 bekend is. St.Maartensoptochten worden en werden gehouden ondermeer in Aalten, Isselburg, Hamminkelen, Bocholt, Borken, Rhede, Spork, Ahaus en Epe (bij Gronau).
In Groenlo houden de leerlingen van de St. Willibrordusschool nog elk jaar een prachtige optocht. In Doesburg organiseert de Stichting "Manifestatie Martinikerk" elk jaar een Sint Maartensdag.

Allemaal ter ere van de heilige, die al bijna 1600 jaar erg populair gebleven is.

Noten
1 Betekent: de strijdbare
2 Sulpicius Serverus, Leben des Hl. Martinus, Drei Briefe, Drei Dialoge, Bibliothek der
   Kirchenvater
3 Leer van een Lybische priester Arius (256-336), die de leer van de Drievuldigheid en het
   idee van een verlosser verwierp.
4 Gegevens betreffende Sint Maartens leven zijn voornamelijk gebaseerd op het artikel van
   B. Kötting en S. Minga, Der Heilige Martin van Tours, Leben - Kult, Unsere Bocholt nr.
   28 (1977) 3, 2 - 6.
5 De naam cappa (mantel) is de naam geworden voor kapel (capella, verkleinwoord voor
   cappa), die daarna overal voor dergelijke heiligdommen wordt gebruikt.
6 Buchberger, M., Lixikon für Theologie und Kirche, deel 6, Freiburg im Breisgau, kolom
    984 e. v.
7 idem; deel 3; blz. 122
8 Brochures Martin de Tours, du légionaire au saint évèque en de Sint Martinus-basiliek in
   Tours, vertaling A. Dams, 1989. Onder meer in mei 1992 ondernamen parochianen van
   Martinuskerken te Didam en Wehl een bedevaart naar Tours en Lourdes.
9 Hauck, A., Kirchengeschichte Deutslands, deel 1, Berlijn, 1954; blz. 8 en 12.
  10 Rutgers,C.A., Aan welke heiligen wijdde men kerken? Spiegel Historiael 7 (1972) 1, 44-
     49
11 Sierksma, Kl., De gemeentewapens van Nederland, Utrecht, Het Spectrum, 1960
12 In 1265 werden door de bisschop van Utrecht stadsrechten verleend. De burcht in het
      wapen symboliseert wereldlijke en kerkelijke macht, onder het patronaat van Martinus;
    zie Sierksma, 1960; blz. 239
13 Sierksma, 1960; blz. 236.
14 De Grote Kerk van Arnhem, bouw, verwoesting, herbouw, Arnhem, Gemeentemuseum,
     1964; blz. 11-15 en 18-19.
15 Schulte, A. G. , Een eeuw onder de dekmantel, St Martinuskerk Arnhem, 12 oktober
     1875-1975, Arnhem, Eeuwfeestcomité St. Martinuskerk, 1975, 56 blz.
16 Jappe Alberts, W., Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde
     der middeleeuwen, Den Haag, Nijhoff, 1966; blz. 195 e.v.
17 Bijdragen en Mededelingen Gelre 83 (1992), 62, 77, 78
18 Uit een oorkonde, waarin sprake is van een schenking van de proost van Emmerich
     aan het klooster Bethlehem bij Doetinchem; F. Ketner. De oudste oorkonden van het
     Klooster Bethlehem bij Doetinchem, Utrecht 1922; blz. 12, 37 en 49.
19 Tepe bouwde tussen 1873 en 1905 maar liefst 70 kerken in ons land, waarvan er drie op
     voormalige Gelders Eiland werden gebouwd in Pannerden, Herwen en Lobith. De kerk
     van Tepe in Loo is eveneens zeer bekend.
20  Ehringfeld, C., St. Martinus-parochie Gendringen, 1969, Woolderink, A.J.J. ,
      Kerkgebouw en interieur, Gendringen, 't Portaaltje, special, parochieblad, mei 1991;
      18 blz.
21 Acta visitationis diocesis Daventriensis ab Aegidio de Monte factae 1571, uitgegeven
    door Hattink, Zwolle, 1886; blz. 65
22 Winands, W.J. Gedenkboek ter gelegenheid van het eeuwfeest van de parochie
     St. Martinus Megchelen, Megchelen, 1963
23 Rijksarchief te Arnhem, inv. nr. 842
24 Muller, S., De indeling van het bisdom, Den Haag, 1915; deel 2; blz. 456
25 Harmsen, H., Beek 650 jaar parochiekerk, Beek, parochiebestuur 1989; blz. 49-71;
26 L.J. van der Heijden, Parochie van de H. Martinus te Beek, Beek (parochiearchief.)
27 Breuking, J.H., Pannerden. De geschiedenis van de kerk en de parochie van de H.
     Martinus, Nijmegen, Uitgeverij Historie, 1978.
28 Liemers Lantaren, 23-11-1994.
29 Zevenaar Post, 8-3-1955 en Liemers Lantaren, 15-3-1995
30 Draak, J. den, Het klooster Bethlehem bij Doetinchem, Doetinchem, Raadgreep
    en Berrevoets.
   31 1967; blz. 22.
  32  Bloemendaal G.J. Doesburg stad van levend verleden, Doesburg, 1967, blz. 40-43
    De Gelderlander, 24-12-1994 en 24-4-1995.
   Angenendt, A. Willibrord, Echternach und der Niederrhein, Heimatkalender für das
   Klever Land, 1968; blz. 22-36. de grote Willibrorduskenner Camille Wampach heeft ook
   hier zijn twijfels. Zie zijn boek Sankt Wiilibrord, sein Leben und Lebenswerk,
   Luxemburg, 1953; blz. 316-317 en idem
33  Das Apostolat der hl. Willibrord in den Vorlanden der eigentlichen Frisia. Annalen des
     historischen Vereins für den Niederrhein, Heft 155/156 (1954) 254.
     Bergh-Hoogterp, L. E., Goud en zilversmeden te Utrecht in de late middeleeuwen,
     Den Haag/Maarssen, Gary Schwartz/SDU, z.j.; blz. 577-585 en G.Lemmens en G. de
     Werd, Kunstschätze aus dem St.Martini-Münster zu Emmerich, Emmerich, Pfarrei,
     1977 (expositie catalogus; blz. 43-44 en 84; G. Lemmens , Schatzkammer St. Martini
     Emmerich, München/Zürich, Schnell & Steiner, 1988 (Kunstführer nr. 1704; 19 blz.
34 Flintrop, H., Die Martinikirche zu Emmerich, ein Vorposten des Hochstiftes Utrecht,
     Emmerich/Zutphen, Walburg Pers/Emmericher Geschichtsverein, 1992; zie ook
     P. Seesing, St. Martini Emmerich, Regensburg, Schnell & Steiner, 1993 (Kunstführer
     nr. 2112; beknopt; 23 blz.) en P Seesing, Wiederaufbau und Restaurierung der        
    Münsterkirche St. Martini zu Emmerich, Emmerich Pharrei, 1989 (laatstgenoemde
    Boekjes zijn in de kerk verkrijgbaar)
35 Düffel, J. Die Rettung des Emmericher Martini-Archiefs und de wertvollsten Teile de Gymnasiabibliotheek, in: De Liemers, Gedenkboek dr. J.H.van Heek, Didam, Leonards,
   1953, blz. 11-17.
36 Elbin, G., Am Niederrhein, Die klevische Lande zwischen Rhein und Maas, München,
     Prestel-Verlag, 1979; blz. 172-173 
37  Schmitz-Ehmke, R., Rheinland, München/Berlijn, Deutscher Kunstverlag, 1967; blz. 632
38  Buschmann, H. 550 Jahre Sankt Martini Wesel, Heimatkalender des Kreises Wesel,
      1987; blz. 23-25; W. Arand, 550 Jahre Martini, Weseler Museumschriften, Wesel
    1986: band 12
39 idem; blz. 552
40 700 Jahre St. Martinus, Mehr, WIR am Niederhein 6 (1990) März, 8
41 Hilger, H.P., Die Denkmäler des Reinlandes, Kreis Kleve, band 5, Kranenburg/
     Zyfflich, Düsseldorf, Rheinland-Verlag, 1970: blz. 44
42 Kranenburg, ein Heimatbuch, Kranenburg, Verein für Heimatschütz e.V. Kranenburg,
     1984; blz 197.
43 idem, blz.58
44 idem, blz. 218-223 en 113; Hilger, H. P. , idem, 1970; blz. 135-140.
45 idem blz. 83 en 85.
46 Kirchenführer 1990
47 Opsomming en gedeeltelijke datering in F. Dyckmans, Das Grab des hl. Martin, Kalender
     für das Kleveland,1982; blz. 185
48Uit de omvangrijke literatuur een keuze: Krämer, K.E. , Die Stummen Zeugen, Duisburg,
     Mecator-Verlag., 1971; H.W. Heuvel, Oud Achterhoeks boerenleven, Deventer
     Ankh-Hermes, 1978; Sauermann, D., Volksfeste im Westmünsterland,
49 Fokloristische omzwervingen door Twente, Salland en Gelderse Achterhoek
     D. J. Van der Ven (1977) Twents -Gelderse Uitgeverij Witkamp B.V. Enschede