Aerdt
Anti-paapse houdingen in Herwen en Aerdt
door Theo J. G. Goossen, Zevenaar
Kerkelijke indeling
Omstreeks 800 ontvingen de Nederlanden de kerkelijke indeling, welke tot 1559 zou blijven bestaan. Onder het aartsbisdom Keulen ressorteerden de bisdommen Luik, Utrecht en Munster.
De parochiegrenzen ontstonden eind 12de begin 13de eeuw. De Sint Jan de Doper-parochie te Herwen en de Sint Helena-paro¬chie te Aerdt waren vermoedelijk in de 13de eeuw als zodanig bekend.
Vóór ± 1200 kende de middeleeuwse samenleving over het alge¬meen slechts twee standen, adel en geestelijkheid. Er bestond onder de bevolking nog een derde groep, de onvrijen, welke onderscheiden werden in lijfeigenen en horigen.
De geestelijkheid was, al bleef de levenswijze van vele pries¬ters, vooral van die in de dorpen, zeer eenvoudig, in het bezit van allerlei standsvoorrechten. Het voornaamste daar¬van was een eigen rechtspraak volgens canoniek recht, dat beter ontwikkeld en uitgewerkt was dan het wereldrijk recht.
De kerk is eigendom van de grondheer, de priester door hem aangesteld en gesalarieerd; al wat met godsdienst te maken heeft, ligt in handen van de grondheer.
Te Aerdt had de heer op het Huis Aerdt het recht van kerkgift.
Te Herwen werd dit recht door de hertog van Gelre uitgeoefend.
De Reformatie en contrareformatie
Omstreeks 1580 begon de officiële onderdrukking van het katho¬licisme binnen het gebied van de Unie van Utrecht, naar het model van Holland en Zeeland. Dan opent zich een eindeloze reeks van plakkaten, uitzonderingswetten tegen het katholicis¬me. Feitelijk gold voortaan de calvinistische religie als godsdienst van de Unie. Het scheen met het katholicisme ge¬daan. En toch was in grote meerderheid de bevolking nog trouw aan de moederkerk gebleven.
Tot ongeveer 1600 zijn Herwen en Aerdt buiten de invloed van de Reformatie gebleven.
In 1599 trokken de Spanjaarden hier weg om elders het land te bezetten.
Omdat Herwen en Aerdt nu onder het gezag van de Staten van Holland waren gekomen, werd ook hier de politieke Reformatie doorgevoerd. Uitoefening van de katholieke godsdienst werd in het openbaar verboden en de kerkgebouwen werden voor de gere¬formeerde godsdienst bestemd. Dit gebeurde rond 1600.
In 1598 verscheen de eerste predikant in Herwen, Johannes Nonius, in Aerdt werd in 1609 Hubertus Lisilius als predikant aangesteld. 1)
Men nam de parochie-indeling over omdat naar oordeel van de overheid en van de calvinisten dezelfde parochie bleef be¬staan. Wel werden uit de kerken de altaren verwijderd, schil¬derijen weggenomen, beeldhouwwerk opgeruimd, maar orgels moesten blijven staan. Het gebouw kreeg als enig richtpunt de preekstoel.
De van hoger hand opgelegde protestantisering is in beide dorpen mislukt. De overgrote meerderheid van de bevolking bleef de oude Kerk trouw. Dat komt omdat de politieke Reforma¬tie hier te laat kwam. De Reformatie had haar stootkracht verloren en de bevolking was op haar hoede. Bovendien ging de katholieke zielzorg gewoon door omdat uit het omliggende Kleefse gebied priesters in het geheim de mensen bezochten en de sacramenten toedienden. Franciscanen uit Elten kwamen ná 1679 zeer regelmatig in Aerdt.
Godsdienstoefeningen moesten in het geheim worden gehouden. In Herwen vonden die plaats op het huis "Boswaay", eigendom sinds de middeleeuwen van het geslacht van Rossum, sinds 1603 van de familie van de Sande. In Aerdt werd veel gekerkt op de boerde¬rij van Lemm.
In 1650 klaagde dominee Roos van Herwen dat de protestantise¬ring in het geheel niet vorderde "Maar in het tegendeel het pausdom in de Aenhanck van dien dagelicx toeneemt also dat de predicanten suchten ende eene Swerigheijt op de andere vin¬den". 1)
Niet wat elkaar bond werd wederzijds gezocht, maar wat de een van de ander scheidde en onderscheidde in leven en leer werd aan beide zijde bijzonder geaccentueerd. Vandaar bijvoorbeeld dat in de gereformeerde kerken onafgebroken werd geageerd tegen allerlei volksfeesten als Driekoningen, Vastenavond en Carnaval, Paasvuren, Meivieren, Doopfeesten, Gildebieren en Vogelschieten. Zelfs Sinterklaas kon geen genade vinden en dansen was des duivels. 2)
Mede door deze gestreng¬heid had het protes¬tantisme weinig aantrekkings¬kracht voor de bevolking.
Het ceremonieel van de Katholieke Kerk en misschien meer het bijkomstige dan het essentiële sprak tot de mensen meer dan de nuchtere eenvoud van het Calvinisme.
Roomse begrafenissen op gereformeerde kerkhoven.
De sfeer van het gereformeerde kerkgebouw werd niet weinig bepaald door de begrafenissen, grafzerken en rouwborden. Maar al placht de predikant in het sterfhuis een korte Bijbelverklaring te geven en al bleef het klokgelui in zwang, de begra¬fenis was geen kerkelijke plechtigheid meer. De calvinisten waren zeer bevreesd zelfs maar zijdelings te herinneren aan de vroegere gebruikelijke voorbede voor de gestorvenen. En zoals eens de priesters begraven waren nabij het altaar, zo begroef men de predikanten dicht bij de preekstoel. Welke scheuringen in godsdienstig opzicht ook het gevolg van de reformatie waren geweest, ten aanzien van de doden maakte men geen onderscheid; ook rooms-katholieken werden in hetzelfde kerkgebouw en op hetzelfde kerkhof begraven, dat immers toehoorde aan het ker¬spel. 3)
Een begrafenis ging gepaard met vele oude folkloristische gebruiken, zoals het plaatsen van de lijkkist, bedekt met het oude gildelaken, waarop Roomse voorstellingen waren gebor¬duurd, op een boerenwagen waarvan de bodem met stro bedekt moest zijn. Dan was er het leggen van gekruiste strowissen op bepaalde plaatsen van de begrafenisweg. En tenslotte hield men na de ter aardbestelling het begrafenismaal met het z.g. dodenbier.
Nergens zien we de kerk zo botsen tegen de volksmentaliteit als juist op dit terrein, dat nog geheel en al doortrokken was van de geest en sfeer van het kerkelijk leven der Middeleeu¬wen. Reeds weer de telkens hernieuwde afkondigingen der plakkaten hieromtrent zijn bewijzen van de taaie weerstanden onder het volk. De klachten, die we slag op slag in de Acta Classis er over lezen, tonen dat eveneens aan. De koppigheid van het volk om het volksleven behouden en niet te doen protestantise¬ren, sloot tevens eens heimwee in naar de liturgie der oude Kerk, naar die Kerk zelf. 4)
In de Acta van de Classis Zutphen worden jaar op jaar paapse stoutigheden opgenomen en wel van dominee Herman Thomas ten Poll van Didam, die op 15 april 1706 inbrengt dat "in een of ander huis mis werd gedaan en nederknielen der levendigen bij de begrafenis der dooden, welken als voorheen geschiet van boeren, maar ook van Jonkeren".
Dominee Conradus van Hasselt te Groenlo vertelde op 7 april 1708, "dat onlangs een klop (geestelijke dochter) wordende begraven een kruis van groente gemaakt opentlijk voor 't lijk was gedragen". De dominee van Silvolde maakte regelmatig mee
"dat aldaar ter plaatse opentlijk bij het begraven der afge¬storvenen de kruijsen voor het lijk henen gedragen wierden, en dat onlangs de kruijsen door de Gereformeerden op den Kerckhof sijn omverre geworpen, dog aanstonts door de papisten weder opgerigt, en vele gestelt aan den ingang van de kerk voor de deur en dat op veele groeven die woorden stonden: Bid voor de ziele van den afgestorvenen".
Het begraven op het kerkhof in Aerdt ging meestal ook met veel Roomse gebruiken gepaard. Vooraf was er meestal een Requiemmis in de schuurkerk bij huis Aerdt geweest.
In 1717 verzocht dominee Samuel Hundius, predikant in Herwen en Aert, aan Caspar Antho¬nis Baron van Lynden, die Amptman en richter van het Ambt Over-Betuwe was, om in zijn kerkelijke gemeente strenge maatregelen te treffen tegen de Roomse mis¬bruiken tijdens de ter aardbestel¬ling rond en aan het gerefor¬meerde kerkgebouw. In Aerdt had het zich voorge¬daan, dat bij een begrafenis van "ongetrouwde en jonge doden" houten krui¬sen, bekleed met welriekende bloemen en ook afbeel¬dingen daarop voor de lijken waren gedra¬gen. Na de begrafenis¬sen had men, ter vernedering van de gereformeerde godsdienst aan de Aerdtse kerk, recht tegenover het graf of daar omtrent kruisen vastge¬spijkerd. De dominee wees Baron van Lynden erop dat deze vertoningen in strijd waren met de lands-verordeningen en de synodale besluiten en dat van hogerhand de aangebrachte krui¬sen en vooral aan de ingang van de kerk worden verwijderd. 5)
Vroeger was het een traditioneel gebruik om overleden opge¬baarde kleine kinderen en ongehuwde vrouwen te pelen. Deze vrouwen werden door de meisjes uit de buurt versierd met bloemen en op het hoofd kwam een kroontje. Kleine kinderen werden door broertjes, zusjes en buurkinderen in prentjes en bloemetjes gezet. Jongezellen werden door ongehuwden ten grave gedragen.
Vermoedelijk was dominee Hundius hiervan op de hoogte ge¬bracht.
Behalve dat er in Aerdt in en om de kerk werd begraven, ge¬schiedde dit eveneens bij de hervormde kerk te Herwen.
In 1764 was de toestand in het dorp Herwen door het hoge water kritiek geworden. Behalve de kerkmuur waren "desen en gene dootkisten lijcken als beenderen van het kerkhoff uijt¬-gespoelt en wegh gedreven". "De Doden door woede des strooms naa binnen uit de graven gedreven, werden in de meenigte els- en hooge doorneheggen met aakens opgevischt en op de nog land houdende kerkhoven (in Aerdt) weederom zoo spoedig doenlijk ter aarde besteld".
20 Juli 1764 werd de kerk verkocht met o.a. uitzondering van de sarcken van de groeven in de kerk met relatie tot de familie Vermeer en Wijnen. 6)
Op 12 oktober 1819 werd de RK Kerk aan de Keurbeek in Herwen door de aartspriester Johannes Gerritsen ingezegend.
Op 27 juni 1819 overleed op het Huis Aerdt heer Godefrides van Hugenpoth. Hij was de eerste die begraven werd op het nieuwe kerkhof naast de kerk. Bij testament had hij nog Fl. 1000,00 aan de kerk vermaakt en bovendien bepaald dat op de dag van zijn begrafenis het stoffelijk overschot van zijn in 1808 overleden echtgenote Sophia Bentinck, die begraven was in de familiekelder in de Aerdtse kerk, aldaar opgegraven zou worden en naar het nieuwe kerkhof zou worden overgebracht, waar zij moest herbegraven worden aan zijn zijde.
Op het grafmonument bij de ingang van de R.K kerk in Herwen is op het grafmonument de tekenen van de Vrijmetselarij aangebracht.
Geraadpleegde bronnen:
1 Kerk en Kermis te Herwen en Aerdt, door J.H.Breuking en
G.B.Janssen. 1980 gedenkboek 75jarig bestaan parochie.
2 Bergh, Heren, Land en Volk door A. G. van Dalen, e.a
1979 Thoben Offset Nijmegen.
3 Geschiedenis van de Kerk in Nederland, Aula nr 100 door
Dr. A.G. Weiler e.a Het Spectrum Utrecht.
4 Archief Aartsbisdom Utrecht AAU nr 75 1954
5 Polderarchief Over-Betuwe Elst.
6 De Waterplaag door J.W. van Petersen, 1978, De Walburg
Pers Zutphen