De tiende mei 1940
De tiende mei 1940
door Theo J. G. Goossen
Voorafgaande gebeurtenissen.
Toen na de Eerste Wereldoorlog ons leger werd gedemobiliseerd, bestond er reeds een achterstand in de bewapening. Ik zie ons leger nog over de Dorpsstraat in Babberich voorbij komen, dat wij als kleuters op de bewaarschool in 1937 met bewondering gade sloegen.. Mij staat het nog duidelijk voor de geest soldaten te voet, paarden en wagens en daar ergens tussen in de keukenwagen, dwz. een groot overdekt fornuis met veel damp en daarachter de kok. Deze colonne ging richting Beek.
Door het grenzeloos vertrouwen in de Volkenbond en de antimilitaire gezindheid van velen in ons land werd weinig moeite gedaan om hierin verbetering te brengen. Integendeel er werd tegen de strijdkrachten gedemonstreerd, o.a. met leuzen als ”Geen man en geen cent” en door het dragen van het beruchte ”gebroken geweertje”.
Duitsland was in 1934 duidelijk op weg een militaire natie te worden. Massale optochten en processies vanuit Nederland naar Duitsland werden in 1934 verboden. Groessen ging toen maar op bedevaart naar Roermond en in 1937 vertrok in september de processie naar Oud-Zevenaar.
In Nederland was alles wat de klok sloeg crisismaatregels en armoedebestrijding. Bij de kerken werden collecten voor werklozen gehouden en voor jonge werklozen waren er werklozenkampen ingericht Er was in 1936 een werkkamp geopend in de Steeg voor werkloze jongelui van 12 tot 24 jaar. Zij konden daar vanaf 1 februari tot 15 maart kost en onderdak en werk vinden en kregen als beloning Fl. 2, = per week en vrij reizen.
Naarmate Duitsland zich steeds meer op de oorlogsindustrie ging toeleggen kwam er een tekort aan arbeidskrachten.
Voor de werklozen in de grensstreek was dat een uitkomst. Zij konden in Duitsland goed betaald werk vinden.
De verhoudingen tussen de Duitsers en de Nederlanders in de grensstreek waren gemoedelijk, als buren. ”Spraak en gewoonten kwamen overeen”. De bouwvakkers vonden er volop werk, in Emmerich werkten streekgenoten bij de Germania Oelwerke, bij de Probat, de Chocoladefabriek Lohman en de margarinefabriek van Noury van der Lande.
Sommige mensen ontvingen al ver voor de oorlog een uitkering van de Duitse Krankenkasse, omdat zij wegens invaliditeit afgekeurd waren voor arbeid. Dat kon oplopen tot 20 gulden per maand, terwijl je in Nederland blij mocht wezen als je een rijksdaalder steun kreeg.
Sommige jongemannen, die in Duitsland werk hadden gevonden, tooiden zich met een zwarte pet en riepen als groet uit balorigheid ”Heil Hitler”. De Führer zelf liet regelmatig over de radio zijn brallende en opzwepende stem horen. Ik hoor in Babberich de mensen nog zeggen als ze zijn stem horen: ”Mo’j den kerl heuren krijsen en tekeer gaon. Hij mik met zien kliek de hele wereld kapot”. De Joden hadden het Duitse volk verraden en verkwanseld.
De Joden probeerden te vluchten. Voornamelijk met de treinen naar Nederland. Een deel van hen emigreerde naar Amerika. De minder fortuinlijke kwamen in Westerbork terecht. De marechaussee zette af en toe illegale vluchtelingen over de grens bij Babberich.
Nadat Oostenrijk in 1938 was ingelijfd bracht even later de kwestie van de Sudeten-Duitsers Europa aan de rand van een oorlog. In april 1939 noodzaakten onze regering troepen onder de wapenen te roepen voor een buitengewone bewaking van de grenzen. Deze bewakingen namen in de tweede helft van augustus 1939 toe. In Babberich kregen wij direct te maken met de legering van Nederlandse militairen, die de grensstrook tussen Elten en Babberich bewaakten. Gelijk bij de voormobilisatie van het Nederlandse leger, werd de schutterstent van Sint Jan gevorderd voor de legering van het 22 R. I. grenstroepen. Luitenant Van der Steen verzocht het gemeentebestuur van Zevenaar om het dak van het schuttersgebouw, wegens lekkage, te herstellen.
Het schuttersfeest kon in juni 1939 gewoon doorgaan, daar kastelein Van de Lugt een tent zette.
Mijn moeder had al voorzorgsmaatregels getroffen en op zolder een koffer met levensmiddelen klaar gezet, voor het feit dat wij op de vlucht werden gedreven.
Er was tenslotte, tengevolge van de Poolse kwestie, een gewapend conflict tussen Duitsland en Polen, waarin ook Engeland en Frankrijk , die door verdragen tot bijstand aan Polen verplicht waren, aanstonds betrokken werden. Daarom kondigde onze regering op 29 augustus 1939 de volledige mobilisatie af en trof ook andere maatregelen ter handhaving van een volstrekte zelfstandigheid. Ik zie de Babberichse jongens opnieuw onder de wapens komen, bepakt met ransel en helm achter op de bagagedrager richting station Zevenaar fietsen.
Er kwam een luchtbewakingsdienst. Bij het klooster van de Kapucijnen kwam op de kerktoren de Nederlandse driekleur te wapperen, die bij duisternis door een schijnwerper werd verlicht. Door middel van een buitentrap kon het luchtbewakingspersoneel op de toren komen.
Het personeel rookte sigaretten uit pakjes waarop de landkaart van Nederland met daarin een soldaat die naast een schildwachthuisje stond afgebeeld.
Nederland trof tijdens de mobilisatie maatregelen ter handhaving van een volstrekte zelfstandigheid. Dikwijls vlogen Duitse vliegtuigen hoog door de lucht over Zevenaar, bijna onzichtbaar. Dat betekende een schending van Nederlands neutraliteit. Door de Nederlandse regering werd wel geprotesteerd tegen dergelijke neutraliteitschendingen, doch de Duitsers bekommerden zich daar niet veel om. Het was hun klaarblijkelijk te doen om onze versterkingen te verkennen. De vliegtuigen trokken condensstrepen door de lucht. De pers schreef later dat de Duitsers bezig waren om landkaarten te maken van de versterkingen en bunkers.
Een paar maal moest de regering, om op alles voorbereid te zijn, in de winter van 1939 op 1940 de periodieke militaire verloven intrekken of beperken.
Toen echter op 1 november 1939 overal langs de grens Duitse soldaten verschenen kwam de angst terug..
De 10de november 1939 ’s avonds was de spanning zeer hoog gestegen. Die nacht zou de vijand komen. De Duitsers zouden 11 november (dag van de wapenstilstand in 1918) te baat nemen om hun eer te herstellen, zei men.
Uit de officiële gegevens blijkt, dat Hitler werkelijk plannen had, om de oorlog tegen Nederland en België op 11 november 1939 te beginnen, doch wegens ongunstige weeromstandigheden van plan was veranderd.
Overal werden versperringen aangelegd door burgers. De versperringen bestonden hoofdzakelijk uit een paar boerenkarren, opzij liggend omdat zij een wiel mistten. Op die karren wat stenen en zand. Daaromheen wat houten staken met prikkeldraad.
De nacht verliep echter rustig en er gebeurde gelukkig niets. Langs de grens stond de ”PAG”, afkorting van Pantser Afweer Geschut. De troepen waren er op ingesteld om na een inval snel terug te trekken: dat was het tactiek van het Nederlandse leger
Rond kerstmis 1939 vertrokken de Duitse troepen uit Elten en een zucht van verlichting ging door de streek.
In Babberich hadden ze houten met zandgedekte geweeropstellingen opgeworpen of versperringen van plaggen, beton en bakken met zand, o.a. tussen de Oude Eltenseweg en de Ravenstraat. De bomen nabij de Sleeg, aan de Beekseweg en in de Dorpsstraat waren voorzien van een springlading en recht opgestoken ijzeren staven in beton werden asperges genoemd. In de Sleeg zag ik een soldaat rustig in het gras liggend de wacht draaien en een bord met tekst gaf te kennen dat het verboden was met brandende pijp, sigaar of sigaret deze springlading te passeren.
Ongelukken gebeurden er ook in die tijd: de ene keer kwam een soldaat bij een ontploffing van explosieven om het leven, de andere keer betrof het en tragisch verkeersongeval. Uit de krant van 13 november 1939 vernemen wij dat de soldaat, die zondagavond met zijn vrachtwagen door een trein, komende uit Duitsland, op de onbewaakte overweg te Babberich werd gegrepen, aan de bekome verwonding is overleden.
Tijdens de mobilisatie hadden langdurigheid en verveling bij de grenstroepen soms tot excessen geleid. Een krantenbericht vermeldde ”Schildwacht schiet aflosser neer: ruzie om een kleinigheid”. Dat geschiedde op 30 november 1939. Het krantenbericht luidde: bij het aflossen van de wacht op een der grensposten heeft een op wacht staande soldaat woensdagmiddag om drie uur reeds geuite wraakgevoelens jegens een kameraad ten uitvoer gebracht en op korte afstand twee schoten gelost op de 21-jarige soldaat K. uit Rotterdam. Een kogel trof doel en drong het slachtoffer in de rechterborst. Na ter plaatse voorlopig behandeld te zijn is de getroffene in vrij ernstige toestand naar het militaire hospitaal in Arnhem vervoerd. De dader, de 20-jarige dienstplichtige M. uit Pernis, is voorlopig in de marechausseekazerne in Zevenaar opgesloten.
De verveling bij de militaire, die in een dorpje als Babberich lagen, was groot Sommige studeerde schriftelijk en soms waren op de Beekseweg met een blikje aan het voetballen. Enkelingen hadden een koffieadres in Babberich. Veel vertier was er niet voor de grenstroepen, maar een aantal soldaten leerde in De Liemers al snel een leuk meisje kennen. Ze gingen ’s avonds in café ’s dansen.
Als de keukenwagen, een auto op harde banden, kwam was iedereen druk met zijn ketels eten op te halen en de kuch. Later kregen de militairen in Babberich een eigen kok.
De politiepost in Babberich, onder aan de dijk, einde Dorpsstraat, verzocht om verplaatsing richting Zevenaar, vanwege zijn kwetsbaarheid nabij de grens.
Op 15 november 1939 besloot de Raad der Gemeente Zevenaar een kantoor voor de distributiedienst te huren van B Huijzendveld aan de Marktstraat alhier. Koloniale waren, zoals suiker, kwam als eerste op de bon.
In het voorjaar van 1940 had men in de wei van Boolting nabij het Halt een houten gebouw gezet voor de legering van militairen.
Op Goede Vrijdag 22 maart 1940 voormiddag cirkelden vliegtuigen op zeer grote hoogte boven Zevenaar en omgeving. Men zag nauwelijks vliegtuigen, doch de strepen, welke zij achter zich lieten, zag men duidelijk in grote en kleine cirkels en in allerlei bochten. Rond het middaguur stortte een Engels vliegtuig neer tussen Lobith en Herwen.
Tijdens de paasdagen van 1940 was men druk in de weer de veldversterkingen uit te bouwen.
Het bestuur van het Gilde Sint Jan kreeg te horen te horen dat zij geen kermis en schuttersfeest in de nabijheid van het schuttersgebouw mocht houden, in verband met de daar aanwezige defensiewerken en de legering van militairen.
In het voorjaar van 1940 werd duidelijk, dat de oorlog een nieuwe fase zou ingaan: op 9 april ondernamen de Duitsers een onverhoedse aanval op Denemarken en Noorwegen, welke landen snel bezet werden. Het onderwijzend personeel van de Babberichse jongensschool, dat dagelijks tijdens het speelkwartier het plein op en af liep, was die 9e april over de Duitse inval druk in gesprek hoe men de toestand moest gaan inschatten. Ook een Duits offensief tegen Frankrijk en Engeland mocht verwacht worden.
Op de Tweede Paasdag, 14 april 1940, zou ik vanuit de Sleeg bij mijn familie in het Kwartier op bezoek gaan. Nog geen honderd meter van ons huis verwijderd hoorde ik motorgeronk en mitrailleursgeratel hoog in de lucht. Iedereen stond buiten te kijken. Even later zien wij een vliegtuig brandend uit de wolken komen en snel naar beneden zakken. Het toestel scheerde laag over het voetbalveld op de Goldsberg, waar de jeugdige spelers huilend in paniek wegrenden. Vervolgens scheerde het toestel rakelings over de toppen van de bomen in de Ravenstraat en de woning van de Gebroeders van Bindsbergen om in de wei van Jansen neer te storten. Het bleek een Engels vliegtuig te wezen.
De motor en de cockpit met het landingsgestel sloegen diep in de grond. Wel honderd meter in de omtrek lagen de overblijfselen van de bemanning verspreid, de lichamen waren vreselijk verminkt en aan stukken gereten. Door Nederlandse militairen werd terstond het stoffelijk overschot van de slachtoffers verzameld. De slachtoffers zijn later met militaire eer op de begraafplaats Moscowa te Arnhem begraven.
In de buurt van de rampplek was het een drukte van belang. Iedereen dacht er het zijne van.
Ik kon de eerste nachten niet goed slapen als ik steeds de teilen zag, waar delen van mensen in werden verzameld.
Kinderen zochten in de omtrek van het rampterrein naar metalen stukjes van het vliegtuig, waar letters of cijfers opstonden.
Toen het Engelse vliegtuig op de grond lag te branden, kwamen twee Nederlandse vliegtuigen een verkenningsvlucht maken boven de plaats van de ramp
De burgemeester van Elten had zondagsavond een bezoek gebracht aan de ruïne van het vliegtuig, tot grote ergernis van de Nederlanders. ”Wat moet die Mof hier komen doen? Als wij een voet over de grens zetten, worden we als spionnen gearresteerd”.
Afwachten.
Wij blijven in afwachting wat er zal gebeuren. Zal er geen oorlog komen? Dat waren de vragen welke men iedere dag hoorde. Aan de andere kant van de grens lagen duizenden soldaten en een grote massa munitie. Aan onze kant van de grens lagen enige tientallen soldaten en enige versperringen.
Hitler gaf wel stellige verzekeringen dat hij onze neutraliteit zou eerbiedigen, maar op dat woord van die man kon men niet vertrouwen.
In begin januari 1940 lag de 207e infanteriedivisie klaar voor de overval. De manschappen waren voornamelijk gerekruteerd uit Pommeren. Zij waren volkomen onbekend met de levensomstandigheden en de mentaliteit van de Westfaalse en Rijnlandse bevolking. Deze mensen zouden zijn voorbestemd om Nederland mee te sleuren in de maalstroom van oorlog en vernietiging. Aanvankelijk beleefde deze divisie, ten gevolge van het slechte winterweer een gedwongen rust, maar amper was de dooi ingevallen of de rustkuur eindigde in een grondige training. Ook werd gedurende de maand april de troepenmacht op een kleinere ruimte, dichter aan de grens samengetrokken. Het ontruimde gebied in het achterland werd opnieuw met nieuwe troepeneenheden bezet, en wel door de S.S.-Standarte ”Der Führer” en de S.S.-Standarte ”Adolf Hitler”.
Eind april en begin mei puilde het Duitse grensgebied dan ook uit van ingekwartierde soldaten; en ieder klein gehucht, woning, stal of ander onderkomen was tot de nok toe bewoond.
Duitse soldaten schoten al dagenlang met scherp aan de grens bij Babberich. Op een gegeven moment schoten ze een militair op klaarlichte dag door zijn cape.
De spanning aan de grens steeg echter, toen op 1 mei 1940 de Duitse soldaten het verbod kregen zich in de nabijheid van de grens te vertonen, terwijl elk contact met de burgerbevolking vermeden moest worden. Wapens en militaire voertuigen werden streng gecontroleerd, grote hoeveelheden munitie werden uitgereikt.
Donderdag 9 mei 1940 om 10 uur kwam het bericht dat de commandanten der diverse legerafdelingen alle kaartmateriaal, voor zover deze betrekking had op Duits grondgebied, moesten inleveren, en dat de divisie zich moest klaarmaken om elk moment in mars gezet te kunnen worden. Diezelfde donderdag kwam om 14.00 uur telegrafisch van de opperbevelhebber Von Küchler van het 18e legerde mededeling: Grün 3.55, zijnde het codewoord dat vrijdagochtend om 3.55 uur de divisie Nederland zou binnenvallen.
Onmiddellijk na het binnenkomen van dit bevel tot aanval op Nederland werden de verschillende commanderende officieren der tot de divisie behorende regimenten en andere gevechtseenheden ingelicht, zij het dat zij tevens bevel kregen om over de inval tegenover officieren van lagere rang (subalterne officieren) te zwijgen tot ’s avonds 20.00 uur. Wel werd onmiddellijk bevel gegeven de divisie afmars bereid te maken.
Nadat kort na 20.00 uur van donderdag 9 mei 1940 de soldaten over de aanstaande inval in Nederland waren ingelicht, werd terstond bij het intreden van de duisternis de laatste hand gelegd aan de opmars van de divisie. Daarbij namen de verschillende legeronderdelen hun uitvalbasis in en werden gereedgemaakt voor de gevechtshandelingen. De soldaten hadden bij het vernemen van hun inval in Nederland een korte vrije tijd om hun bezittingen in hun kwartieren af te halen en afscheid te nemen van de families bij wie zij korte of langere tijd gastvrijheid hadden genoten. Voor zeer velen van hen was dit een afscheid tot in de eeuwigheid. Na hun terugkeer bij de troepen was het een drukke beweging van oprukkende en zich gevechtsklaar makende troepen. Rond twee uur waren de voorbereidingen voltooid en werd aan de soldaten, voorzover zijn niet behoorden tot de stoottroepen een korte tijd van slaap gegund.
De mededeling van de inval in Nederland bracht bij de manschappen van de 207e infanterie divisie geen groot enthousiasme teweeg. De soldaten aanvaarden het als een feit waaraan zich toch niets liet veranderen. Als een noodlot dat nu eenmaal op je rust en waartegen je niets kunt ondernemen. Geheel anders was de reactie van de Duitse grensbewoners. Een klein gedeelte juichte het besluit van de Führer om Holland aan te vallen toe. Anderen daarentegen vervulde het met schrik en afkeer en waren diep terneer geslagen. Verschillende van hen probeerden nog invloed uit te oefenen op de soldaten om toch niet op de Hollanders te schieten.
De partijfunctionarissen hadden al gauw gemerkt dat het bericht van de inval in Nederland meer een anti- dan een pro-stemming had gemaakt, en gaven daarom in de late avonduren in de grensdorpen het navolgende bevel uit:
Het is bij de Rijksregering bekend dat sterke eenheden der Nederlandse strijdkrachten aan de Nederlandse/Duitse grens zijn samengetrokken met het doel Duitsland aan te vallen. Deze aanval wordt gesteund door de Engelse en Franse legers, welke in Holland in volle opmars zijn. Dezer opmars der gezamenlijke Hollandse, Engelse en Franse troepen is reeds zover gevorderd, dat ieder ogenblik de vijandelijkheden tegenover Duitsland kunnen uitbreken, die naar bekend is zal worden ingezet met een artilleriebeschieting op Duits grondgebied.
Om de levens der Duitse grensbevolking te kunnen beschermen wordt iedere grensbewoner bevolen om zodra die beschieting wordt ingezet onmiddellijk dit grensgebied te verlaten en terug te trekken op het Duitse achterland.
Binnen een half uur na het begin der vijandelijkheden moet de evacuatie voltooid zijn.
Deze lastgeving aan de bevolking verkreeg het door de partij beoogde succes, want de
antistemming tegenover de Hollanders nam met grote sprongen toe. Het heeft lang geduurd aleer dit geloof van een Nederlandse aanval op Duitsland ontzenuwd kon worden. Zo eine Gemeinheit had men van de Hollanders immers niet verwacht. Het treffen van een militaire voorzorgsmaatregel werkte deze anti Nederlandse stemming nog in de hand, n.l. het doen inrichten van militaire noodverbandplaatsen, zoals in Emmerich, Rees, Anholt enz. Het grootste bedrog werd door de partij gepleegd in haar streven om bij de Duitse grensbewoners een anti Nederlandse stemming te kweken, toen zij het gerucht lieten verspreiden dat nabij Emmerich enige Nederlandse soldaten gevangen waren genomen en deze in een auto door de stad vervoerden. Dit boerenbedrog haalde men uit met een aantal leden van de zogenaamde ”Brandenburger Division”. Deze divisie was een elitekorps, dat niet vocht in Duits uniform, maar in uniform van het land ofwel tegenstander waartegen men vocht, o.a. in Nederlandse- of marechausse-uniformen.
Leden van deze Brandenburger divisie traden reeds in de nacht van 9 op 10 mei op verschillende plaatsen in de Liemers op, o.a. Didam op weg naar Westervoort.
Aanvankelijk verliep de Nederlandse militaire diensttijd in vredige sfeer, af en toe afgewisseld met alarmoefeningen. Aan de ene zijde beheerste de oorlogsvoering de gehele gedachtegang en handelswijze van de bevolking, aan de andere zijde van de grens de gewapende rust. Evenwel zou hieraan onverwacht een eind komen. Reeds op 7 mei waren al bevelen binnengekomen van ”verhoogde graad van strijdvaardigheid”. Ook op diezelfde dag het bevel voor het leggen van zinkschepenversperringen. Op 8 mei om 22.00 uur kwam het verbod voor particulier telefoonverkeer in het grensgebied. Al deze maatregelen werden niet als een ernstig en dreigend gevaar gezien, maar meer dan een militaire oefening en als militaire gewichtigdoenerij.
Op 9 mei 1940 kwam rond 22.00 uur het bevel: ”Wees deze nacht bijzonder op uw hoede en betracht uiterste waakzaamheid”. Een uur later kwam het bevel om dubbele posten uit te zetten. De grensbewoners ontdekten een massale troepenbeweging rondom Elten.
Bij Elfrink, wonende op Lotjeshoeve in het Babberichse bos, werd op 9 mei 1940 een cake gebakken, bestemd voor het vieren van een verjaardag op 10 mei. Mevrouw Elfrink merkte op: ”eet de cake vandaag maar vast op, morgen zullen de moffen er wel zijn.”
De gevechtshandelingen in de Gemeente Zevenaar.
Vlak over de Duitse grens, toen het donker werd, begonnen de stoottroepen hindernissen op te ruimen. Ze knipten de afrasteringdraden van de weilanden door. De Babbericher J Hendriks had het allemaal meegemaakt. Hij was met zijn vader werkzaam op de boerderij van Bus, gelegen op Grondstein. Hij moest daar blijven overnachten, daar bepaalde werkzaamheden vroeg in de ochtend moesten plaatsvinden. Door veel lawaai en geraas gingen de mensen naar buiten om poolshoogte te nemen wat dat alles te betekenen had. Ze werden meteen gesommeerd om binnenshuis te blijven, anders zou er op hen worden geschoten. Hij kon de eerste zes weken niet naar huis. De grensstreek werd meteen bewaakt door grenstroepen, die uit de naaste omgeving van de grens gelegen dorpen kwamen. Deze troepen konden ongehinderd de grens passeren. Een van deze weermachtsoldaten, afkomstig uit Hüthum, ging thuis bij Hendriks in Babberich voor Jan zijn tabak halen.
Op Nederlands grondgebied waren de Duitse stoottroepen al zeer vroeg bezig niet bewaakte wegversperringen op te ruimen en onderzochten de velden en wegen op aanwezigheid van landmijnen. Tevens werden de bewaakte Nederlandse militaire grensposten door de stoottroepen zo dicht benaderd om deze zo snel mogelijk te kunnen overweldigen. Deze besluipingstactiek hadden ze reeds vaak geoefend.
Een merel riep alleen in het duister. Nu en dan werd haar roep in deze zwoele lentenacht doorbroken door motorgeronk, kettinggerammel van oprukkende rupsvoertuigen en door anderszins ondefinieerbare mengelmoes van geluiden, vertelde wijlen W. J. Winands uit Megchelen., toen hij patrouille langs de grens liep. Hij bespeurde overal onrust, maar vermocht niet in staat zijn ook maar iets positiefs zichtbaar te ervaren. Weldra zouden de grenswachtsoldaten geconfronteerd worden met de verscheidenheid van geluiden die over de grens kwamen overwaaien. Motorengebrom zwol in de vroege ochtend aan. Het zag zwart van de vliegtuigen, die in een onafzienbare golven in westelijke richting vlogen. De strijd is ontbrand op 10 mei 1940. Wat iedereen had gevreesd, is bewaarheid geworden: Nederland is in oorlog met Duitsland.
Op 10 mei om 03.30 uur trokken de Duitsers heimelijk en om 03.50 openlijk bij Elten over de grens in de richting van Zevenaar. Via de geheime zender ”Fak-Fak” bij de brigade van de Koninklijke Marechaussee te Zevenaar werd de Commandant van de Groep IJssel-Zuid in Eerbeek om 03.58 uur op de hoogte gesteld van de oorlogstoestand. Van een verrassingsaanval was geen sprake meer. Alle meldingen van de grens kwamen tijdig binnen bij het hoofdkwartier van het veldleger. De opmars van de Duitsers voltrok zich in een razendsnel tempo
In Babberich meldde sergeant-majoor Groenenberg reeds om halfvier dat op diverse plaatsen Duitse troepen de grens hadden gepasseerd. De opmars verliep zo snel, dat Groenenberg niet meer met de auto terug kon, maar op de fiets via binnenwegen aan gevangenneming wist te ontkomen.
Omtrent 04.00 uur zag mevrouw Elfrink-Schipper een Hollandse soldaat, doodsbang en met zijn schuddende helm op, de koeienstal invluchten en kort daarop kwamen de eerste Duitsers te voet over de grens. De heer M. Elfrink zag om diezelfde tijd vier Hollandse soldaten op de vlucht gaan in het Babberichse bos en ook weer vlak daarna verschenen de eerste Duitsers.
Een ogenblik later zag hij een motor met zijspan de laan in rijden. Doordat de bomen de weg versperde moest de motorrijder rechtsomkeer maken. De vluchtende Hollandse soldaten hadden hun wapens in het water van de Krakau gedumpt. Een van de op vluchtzijnde soldaten kon bij G Elfrink een burgerpak aandoen.
Gelijk met de inval verscheen plotseling een militair in het Café Huis Dijk. Willem Schipper kende deze jongen als zijnde uit Elten. Hij vroeg hem: ”Wat mot gij hier zuken.” De Eltense raapte zijn gemoed bijeen en zei: ”Blief mor kalm, ow gebeurt niks, wij sin Holland binnen getrokken.” En daarmee wist Schipper hoe de zaken er voor stonden.
Terwijl de mannen van de Waffen SS dicht bij de versperringen waren lieten de moedige Hollandse soldaten, zoals bevolen, de explosieven afgaan en daarmee de wegen enigszins vergrendelen voor een snelle doortocht.
”Kom het bed maar gauw uit, de moffen zijn binnengevallen”, riep een Hollandse soldaat aan onze slaapkamerraam. Mijn ouders kleedden zich snel aan en haalden ons kinderen uit bed. Wij stonden in de keuken, toen er plotseling een knal kwam. Pa zei, dat zijn de bomen op de Rijksweg (thans Dorpsstraat). Deze knal werd meteen gevolgd door het springen van de bomen bij het Klooster en in op de Goldsberg in de Sleeg. Ook hoorden wij de brug van Aerdt de lucht in gaan.
De Nederlandse soldaten die ons gewekt hadden, vertrokken over de parallelweg langs het spoor in een auto richting Zevenaar. Men zei dat zij niet verder kwamen dan tot bij de Oude Tol en daar al door de Duitsers werden gevangen genomen.
Toen wij naar buiten gingen om te kijken zagen wij in het roggeland bij Valdijk en op de houtplaats van zagerij Ross geweren en uitrustingen in brand staan. Wij stonden nog even verdwaasd te kijken, totdat onze buurman riep daarginds bij het Halt in het Kwartier komen de Duitsers al aan. Inderdaad zie ik nog die Duitsers voor mij die in tijgerjasjes over de parallelweg op ons aan kwamen. Even later kwam een motor met zijspan bij ons huis en vroeg de weg naar Arnheim. Wij wezen de invallers de weg en deden dat evenzo voor het kort daarna komende zijspanmotor, die de weg naar Pannérden vroeg. Terwijl wij naar de overburen wilde gaan, in de mening dat dicht bij het spoor niet veilig zou wezen, kwam uit Elten langzaam een pantsertrein langs ons huis. Zover ik mijn kan herinneren was deze geheel voorzien van staalplaten. De locomotief kon ik niet vinden en midden in deze pantsertrein was een open wagon waarop een kanon stond met daarnaast een soldaat, die ons aankeek. Voor de pantsertrein was een wagon met puin gevuld, om eventuele mijnen te laten springen Zachtjes stoomde de pantsertrein (om 4.10 uur) richting Zevenaar, stopte daar even en ging toen weer richting Westervoort. De pantsertrein werd kort daarna gevolgd door twee personentreinen.
Volgens de verklaring van het spoorwegpersoneel te Zevenaar werden de treinen gereden door personeel dat geregeld dienst deed op de lijn Zevenaar-Emmerich. Het personeel dat de pantsertrein reed was zelfs de vorige avond pas met een goederentrein uit Zevenaar vertrokken.
Vanuit Westervoort hoorden wij het schieten vanuit het fort. Opeens kwam daar ook een harde knal vandaan, toen de brug de lucht inging.
De 207e infanteriedivisie rukte in een breed aanvalsgolf langs alle mogelijke straatwegen en voetpaden. Vanaf het voetpad in Babberich langs het kerkhof kwam een Duitse soldaat op het Kloosterpad. Hij zag daar Jansen in de deur staan en beval hem naar binnen te gaan of hij schoot op hem. Dit dreigement was op meer plaatsen tegen de grensbewoners geuit.
Bij hun opmars stootten de Duitsers op verschillende versperringen en vernielingen, die in het achterland door de grensbataljons waren aangebracht.
Hetzij door sabotage, hetzij door onkundigheid, feit is dat verschillende ”verhakkingen” (het middel van springstof zware bomen over de straatweg laten) niet doeltreffend waren uitgevoerd, daar sommige bomen juist in de tegenovergestelde richting vielen, dan nodig was om als versperring te dienen. Bovendien lagen de versperringen niet onder vuur. Duitse soldaten kwamen met zware balken over de schouders de grens over. De balken werden gebruikt om de omgevallen bomen op te krikken en langs de weg te deponeren. Op de Babberichse dijk werd met snijbranders de betonversperring opgeruimd.
De Duitsers van het eerste uur waren erg zenuwachtig. Volgens wijlen Jan van Bindsbergen kwamen ze in het Kwartier via de Eltense hei, Velthuisen en de Byvank. Mannen in tijgerjasjes liepen op de versperringen af op de Beekseweg en in de Ravenstraat en ging toen kruipend om de versperringen heen.
Op de Kwartiersedijk hadden ze een Hollandse sergeant door de long geschoten. In het café van Bouwman aan het Halt schoten de Duitsers zonder aarzelen een soldaat in de deuropening neer. De vijand trok door de Sleeg, door eerst draden door te knippen van de weilanden. Het vee liep overal her en der in het rond. Iedereen liep achter zijn vee aan om de dieren weer terug in de wei te brengen.
De militairen die in het centrum van Babberich de versperringen hadden gesteld trokken zich terug naar de verzamelplaats tussen de Veerweg en het Witte Kruis.
Op Valdijk lagen ook enige Hollandse soldaten, die de kazemat achter in de bongerd bij de gracht moesten bemannen. Ze hadden hun nachtverblijf in de schuur. Tegen vieren werd de familie Bergervoet gewekt met de kreet: ”De Mof is in aantocht, wij maken dat wij wegkomen”. In de haast hadden zij de dekens achtergelaten.
Al deze militairen trachtten met vrachtwagens weg te komen, maar kwamen niet verder dan even voorbij de Veerweg. Daar waren al Duitsers in Hollandse uniformen, men zei met een oranje band om de arm, ’s nachts heimelijk de grens bij Grondstein waren overgestoken en over onbewaakte wegen met verkenners uit de grensstreek in boomgaarden gaan schuilen tot het uur U. Zij konden als eerste precent zijn bij de aftocht van de Nederlandse soldaten.
De familie Bethray heeft het zien gebeuren, die ochtend nadat de bomen gevallen waren. Voor het raam staande zagen zij Diedelman Kok met de bretels noch achter zich aanslepend, roepen: ”Ze zijn daar de viezeriken ”.
Joep Bethray vertelde het volgende ooggetuige verslag ” het eerste kwam een auto van de Aerdtsebrug en die werd onder vuur genomen door de Duitsers, die in een sloot achter hun wapen lagen. Deze auto reed in de sloot bovenop de mitrailleurschutter. Er kwam nog een militaire vrachtwagen vanaf de schutterstent. De dikke kok met de revolver in zijn hand zat naast de chauffeur. De auto stopte ongeveer bij Bethray zijn huis en toen ging de kok achter het voorwiel zitten. Hij schoot met zijn revolver op een mitrailleurschutter. Deze schoot hem weer in de duim. Een zestal militairen zat in de laadbak van de auto. De lange Sauel keek over de cabine heen op de Duitser in de sloot. Een Hollandse soldaat zat in de sloot gereed om te schieten, maar werd met een schot van de Duitsers dwars door de helm gedood. Daarna werden de Nederlanders aan alle kanten ingesloten en bij elkaar gedreven. De auto met de militairen, die de Aerdtsebrug hadden doen springen, kwam uit de Veerweg en werd door de Duitsers bestookt met handgranaten, zodat drie militairen aldaar het leven lieten. Ze werden bij Holleman voor het huis neergelegd.
Soldaat Kabbes was in de kazemat bij de Aerdtsebrug blijven zitten. Hij had zich pas om 9.30 uur overgegeven nadat hij was omsingeld. Zijn geweer had hij bij de andere geweren tegen een boom gegooid. Alle Nederlandse militairen stonden nog bijeen te wachten, toen Kabbes in een oud burgerpak, gekregen van Moerkes, bij zijn kameraden een praatje ging maken. Bij het afvoeren van de militairen bleef hij in Babberich achter.”
Th Geven vertelde dat de Nederlandse militairen ’s middags pas naar Duitsland waren afgevoerd. Zij hadden de hele morgen aan de kant van de weg gestaan. Een van de soldaten, Sjekkie Prinsen kleedde zich bij Geven in een burgerpak, doch bedacht zich en trok later weer het militaire uniform aan en ging dus mee op transport in krijgsgevangenschap.
Opmerkelijk was de doortocht van de Duitse pantser trein. De stationschef werd omstreeks 3.30 uur gewaarschuwd dat er een Duitse trein in aantocht was. Hij probeerde nog met het beschikbare personeel een treinstel te laten ontsporen om zodoende de doorgang van de trein te verhinderen, maar deze poging mislukte door razendsnelle bezetting van het emplacement door de Duitsers. De stationschef werd gedwongen de krom gelegde wissel weer in de doorgaande stand te zetten. De trein stoomde ongehinderd verder. Het oorspronkelijk geplaatste pantserafweergeschut langs de spoorlijn bij Groessen was tijdens de reorganisatie in april 1940 weggehaald en zo naderde de trein ongehinderd de brug.
Kapitein C. F. Heijen gaf opdracht om nabij de brug in Westervoort alle hindernissen te stellen. Deze opdracht was maar net uitgevoerd of een pantsertrein verscheen voor de brug.
De trein werd onder vuur genomen door het enige 8-staal kanon. Dit kanon weigerde al na enkele schoten.
Omdat de pantserhekken gesloten waren moest de trein stoppen. Het was inmiddels 4.15 uur. Onmiddellijk ontstond er een vuurgevecht met de terugtrekkende Nederlandse wacht. Omtrent 4.45 uur hoorden wij vanuit Westervoort een daverende klap waarmee de brug opgeblazen was en talrijke Duitse soldaten met zich meesleurend.
Daar de Didamseweg in Zevenaar versperd was, gingen de eerste Duitse soldaten over het landgoed van Huis Sevenaer naar de Wittenburgstraat en weer verder over de Arnhemseweg.
De inval van de Duitsers mocht voor de legerleiding minder verrassend zijn geweest, voor de burgerbevolking was het een volkomen verrassing. Zelfs de grensbewoners konden aanvankelijk moeilijk begrijpen dat Nederland in oorlog was.
De gebeurtenissen, nadat de eerste aanval voorbij was.
De Duitse colonnes rukten snel op naar hun aangegeven doelen. Die van Elten kwamen hadden Westervoort en de Grebbelinie als doel. Snelheid was hen geboden.
Nadat de versperringen geruimd waren, zagen wij flitsend over de weg Emmerich\Arnhem motorrijders gaan en soms een enkele pantserauto.
Om 8.00 uur staken Duitse infanteristen met rubberbootjes de rivier over. Ongeveer 9.30 uur kwam plotseling beweging op de weg. Al snel ontstond er een file van 20 km. Tot Emmerich toe. Om 16.00 uur was er weer een brug gelegd in Westervoort en kon de opmars naar de Grebbeberg beginnen.
Dominée Bartels begaf zich op de 10e mei naar Babberich om een waardige begrafenis voor drie gesneuvelde militairen, te weten B. C van der Pol, J Petrejus en F Braam, te gaan regelen.
Zij werden begraven op het Protestantse kerkhof, aan de Babberichseweg te Zevenaar.
De Hervormde Gemeente noteerde in hun boeken: Bijdragen 1940, collecte en van de Gemeente terugontvangen kosten over de begrafenis van de op 10 mei gesneuvelde militairen en de zerk op hun graf Fl. 366.63.
De Duitse militairen, die op en nabij de brug van Westervoort waren gesneuveld, werden afgevoerd naar Duitsland en over het aantal werd nimmer mededelingen gedaan.
Bij het aanbreken van de dag, nog in de ochtend, verscheen plotseling een Fokker dubbeldekker boven Babberich en Elten. Men zei: ”Dat is van de Berg, die komt eens kijken naar de troepenbeweging langs de grens”. Van de Berg was een Babbericher, die piloot was bij onze luchtmacht.
In de voormiddag kwam een Duitse legerauto met een bekende Nederlander als gids de houtplaats bij Ross op rijden om daar militaire uitrustingen op te halen. Bij de zagerij stond nog een geweer tegen de muur, die door een Hollandse soldaat daar achtergelaten. Ant. Ross wou deze beslist niet bij huis hebben en eiste dat de Duitsers die meenamen. Er lagen op diezelfde houtplaats noodrantsoenen. Wij mochten die koekjes niet opeten, ze konden wel eens vergiftigd wezen. Een ander verhaal deed de ronde dat diezelfde Duitse vrachtwagen een mitrailleur achter de schutterstent van St. Jan meenam met een houten loop.
Toen Stokman ’s morgens zijn koeien ging melken op de waard achter de kerk van Oud-Zevenaar zag hij Nederlandse militairen uit de rietbosjes komen. Zij wilden hun uniformen kwijt en aan burgerkleding zien te komen. Hij heeft ze met zijn melkkar naar de boerderijen op de Gelderse Waard gebracht.
Tegen middag zijn wij in het centrum van Babberich wezen kijken. Op de Beekseweg lagen de eikenbomen naast de weg en was de kloostermuur omver gevallen. In de schutterstent van St. Jan lagen studieboeken en ander papier verspreid over de vloer.
De volgende dagen werd er onafgebroken door Duitse troepen door Zevenaar getrokken, en in de lucht was het een heen en weer vliegen van Duitse vliegtuigen.
Dag en nacht hoorden we kanongebulder, dat ons zei, dat daarginds aan de Grebbelinie onze jongens vielen. Hoeveel Duitsers er waren gesneuveld weten wij niet. Een militaire vrachtwagen met gesneuvelde Duitsers had even een oponthoud in Babberich. De chauffeur had vermoedelijk het vuurgevecht op de Grebbeberg meegemaakt. Uit zijn welgemeende uitspraak ”Den verdammte Teufelsberg” was dat wel te merken.
Moeder Ross liep zuchtend en handwringend om het huis, terwijl zij steeds zei: ”Arme jongens”. Zij had dan ook twee zonen onder de wapens.
De Nederlandse soldaten die door de Duitsers krijgsgevangen genomen werden, kwamen te voet in grote getale door Zevenaar’s straten gemarcheerd, om in beestenwagens naar Duitsland te worden getransporteerd. Zij waren zeer vermoeid, eerst door de gevechten en dan door het lange lopen in de brandende zon. In Zevenaar kregen ze van de mensen fris water en vooral van de winkeliers chocolade, koek, gebak, brood en sigaretten. De winkels werden letterlijk leeg gedeeld. En zo deed ieder wat hij kon.
Toen de Nederlandse militairen reeds in de wagens waren, werden nog kisten sigaretten van de Turmacfabriek en levensmiddelen en fruit aangebracht.
Enige weken later kwamen de Nederlandse militairen uit Duitsland terug. Op Poelwijk was een kamp ingericht waar de soldaten die met treinen aankwamen, eerst werden gereinigd, voordat ze naar hun familie in Nederland terugkeerden.
Nabeschouwing.
Onze vijfdaagse strijd had zijn trieste einde gevonden. Vijf verschrikkelijke jaren zouden volgen. 2300 Nederlandse militairen hadden in de meidagen van 1940 het leven gelaten voor onze vrijheid… ”Wij hebben ons niets te verwijten gedurende deze oorlog,” schreef generaal Winkelman in zijn laatste, ontroerende proclamatie.
Onze strijdkrachten hadden zich met voorbeeldige moed tegen een gigantische overmacht geweerd. Ondanks slechte geoefendheid en ondanks de vaak inferieure bewapening hadden zij prestaties geleverd die tevoren menig objectief beoordelaar voor onmogelijk zou hebben gehouden.
Gezien de krachtsverhoudingen was onze tegenstand nog bijzonder langdurig geweest.
De houding van de Zevenaarse burgerij was uitgesproken anti-Duits. Dit verergerde nog, toen op 14 mei de capitulatie bekend werd.
Bronnen.
-De oorlog in mei ’40, E.H. Brongers, Spectrum nr. 343, Prisma- boeken.
-Archief Nederlandse Hervormde Kerk Zevenaar.
-Nederland, bezet gebied, drs A. Plaatsman, een halve eeuw dichterbij.
-Wat de oorlog bracht over Zevenaar, 1940-1945, door Isfridus de Groot, Ord. Praem.
Drukkerij Wed. B. Spaan, Zevenaar, 1947.
- De rijksgrens in de gemeente Zevenaar, door dr. Ben Janssen. Old Senders Ni-js
uitg. Cultuurhistorische Vereniging Zevenaar 2002 nr. 2
- Zevenaar 50 jaar bevrijd, Uitg. Cultuurhistorische Vereniging Zevenaar, April 1995
-10 Mei 1940 ( Een verhaal van de andere kant) door W. J. Winands, De Ganzeveer
Uitg. van de Oudheidkundige Vereniging ”Gemeente Gendringen” 2000
-Parochie archief Groessen.
- Nieuw Archief Zevenaar.