Gebeurtenissen in het Loose Kerkdorp

03-01-2015 14:29
Gebeurtenissen in 't Loose kerkdorp
door Theo J. G. Goossen Zevenaar

Inleiding:
In Loo heeft vroeger een kapel gestaan, welke voor de Hervorming (en feitelijk ook na de Hervorming) behoorde aan de kerk van Angeren aan de andere zijde van de Rijn in de Betuwe gelegen. Zoiets wijst er op, dat de rivier vroeger een vertakking heeft gehad, die misschien belangrijker was dan tegenwoordig de hoofdstroom, en die om het dorpje Loo heeft gelopen.
Dan mogen we dus aannemen dat ooit, tijdens de kerstening van deze streken, het gebied waarop thans Loo is gelegen aan de andere zijde van de hoofdstroom lag, zodat het geheel met wat nu de Betuwe heet was verbonden.
't Loo vormde oorspronkelijk een buurtschap met een nederzetting Angeroyen, die gelegen was op een waard aan de Rijn, gevormd door de hoofdstroom van deze rivier en een strang, die er zich beneden deze plaats weer mee verenigde.
De "gemeyne nabuyren" van deze gemeenschap woonden zowel op deze waard als op de vaste oever: Ingenloe, d.w.z. in 't Loo.
De gemeenschappelijke weiden in de uiterwaarden langs de Rijn werden: "Angeroyensche oder Lohesche gemeynde" genoemd. De akkergronden vinden we evenzo aangeduid als "Angeroyense oder Lohesche Velt", het huidige Looveld. En de kapel heette: "Angeroyensche oder Lohesche Capel".
De naam Angeroyen betekent zoveel als aan de Angerense waterkant. Die naam is stellig niet gegeven aan een plek, die op de Liemerse Rijnoever lag.
Nog is daar een naam van het goed Rijnegge, d.i. een reep land aan de Rijn, ten oosten van het dorp. Heel waarschijnlijk is het grenswater tussen 't Loo en Westervoort, de Lee, een overblijfsel van deze oude Rijnloop.
In de veertiende eeuw werd Angeroyen tot de Liemers gerekend, zodat het toen ten oosten van de Rijn moet hebben gelegen.
Verschillende der "gemeyne nabuyren"  waren omtrent 1400 in "Ingeloe" gevestigd. In de zeventiende eeuw was op de waard het adellijke huis "Angeroyen" nog aanwezig. In 1657 werd het restant van het toen al niet meer bewoonde herenhuis met de bijgelegen boerderij verkocht en de ruïne zal toen gauw verdwenen zijn.

Angeroyse kapel
In het bovenstaande hebben we de historische verklaring van het feit, dat 't Loo tot de parochie Angeren behoorde. Angeroyen was een deel van dit kerspel, die tot gevolg had, dat alles wat tot de buurtschap behoorde, zoals Ingenloe, onder dit kerspel ressorteerde. We moeten hierbij niet aan de huidige parochie 't Loo denken, waarbij nu de hoesselarij is inbegrepen. Deze buurtschap behoorde van oudsher bij Groessen en is pas in de negentiende eeuw hiervan afgescheiden en bij Loo gevoegd; 't Loo omvatte voordien slechts de Loostraat met het Looveld.
Bij de Angeroyense kapel gaat het om een klein godshuis in 't Loo. Het was waarschijnlijk een stichting der "gemeyne nabuyren", d.w.z. van de buurtschap.
Aan de leden van deze gemeenschap kwam het recht toe de vicarie St. Antonius Abt te vergeven, d.w.z. te bepalen wie op hun kosten de diensten in de kerk verzorgde. Niemand buiten hen kon aanspraak op dit recht maken. Echter, de pastoor van Angeren heeft wel altijd het recht gehad om op de vier hoogfeesten, Kerstmis, Pasen, Pinksteren en Maria-ten Hemelopneming, de dienst in de kapel te doen. Verder had hij geen rechten.
De "Loo nabuyren" hadden tegenover de pastoor van Angeren geen andere verplichtingen dan hem "sinen dienst" te laten doen, als van olderplichtig was".
Het feit, dat de pastoor het recht had in de kapel van 't Loo op de hoge feestdagen dienst te doen wijst er op dat de kerk van Angeren als moederkerk gold. Het is waarschijnlijk zo, dat oorspronkelijk op de Angeroyense waard een kapelletje heeft gestaan, dat later vervangen is door dat van 't Loo. De eerste kapel was een bij-kerkje van Angeren geweest, zodat de tweede, die er voor in de plaats kwam, eveneens als zodanig werd beschouwd.

Poging tot Protestantisering
De keuze tussen katholiek en gereformeerde christendom, waarvoor ook de bevolking in de Liemers in de zestiende eeuw werd geplaatst, zou zich eigenlijk voltrokken moeten hebben in de persoonlijke en intieme sfeer van het eigen geweten.
In de Liemers had het Protestantisme al vroeg, in de tweede helft van de zestiende eeuw, min of meer spontaan kleine kernen gevormd. Zo toonde de Abdis van het Stift Hoog Elten, Magdalena, gravin von Wierd und Iselstein
(gestorven in 1657) een voorliefde voor het protestantisme. In het Ambt Liemers was ook in het stadje Zevenaar een kleine protestantse kern.
Van 1581 tot 1584 wordt er zelfs een vaste predikant vermeld, Paschasius Aquensis. En ook de Zevenaarse pastoor Willem The Laer gewaagt van de aanwezigheid van protestanten in zijn stad.
Op dit fundament bouwde het protestantiseringproces voort. Toch is het eindresultaat gering geweest, veel minder dan in tal van andere streken. De
re-katholisering is hier een groot succes geworden.

Op de tweede paasdag van het jaar 1618 kwam onverwachts de predikant en de koster van Angeren in 't Loo. Zij vonden de kapeldeur open en gingen naar binnen om een kerkdienst te houden. Deze voorgenomen dienst bleek zinloos, omdat er geen toehoorders uit 't Loo kwamen opdagen. De predikant van Angeren hield immers geen kerkdienst op een van de vier hoogtijdagen, zoals volgens oude gewoonte door de pastoor werd gedaan. Vandaar de afwezigheid van het kerkvolk.
De predikant van Angeren zal waarschijnlijk in de archieven van zijn parochiekerk hebben ontdekt, of door mensen die het wisten daarover zijn ingelicht, dat de pastoor van Angeren zekere rechten op de "Angeroyensche oder Lohese Capelle" kon doen gelden. Hij beschouwde zich als de wettige opvolger van de vroegere pastoors.
Daarover moeten we niet verwonderd zijn. Van gereformeerde zijde ging men uit van de gedachte, dat de Kerk dezelfde was gebleven, alleen in Haar leer en praktijken gezuiverd was van alle dwalingen en misbruiken die er in de loop der eeuwen waren ingeslopen. Leer en praktijk van de Gereformeerde Kerk waren - zo stelde men - die van de oorspronkelijke Kerk. De Kerk Rome was daarvan afgeweken.
Bij de gang naar Loo in 1618 van de Angerense predikant kan mogelijk ook van enige concurrentie of naijver sprake zijn. In die tijd zat in Groessen namelijk een andere predikant, Leonardus Artopacus.
Vanaf 1611, zo weten we uit de kerkgeschiedenis van Zevenaar, dateren de pogingen om daar een gereformeerde gemeente te vestigen. Dit had tot ernstige onlusten geleid. De Kleefse regering - hoewel overwegend protestants - was er echter op uit onrust betreffende religie te vermijden, en nam een gematigde houding aan. De Keurvorst van Brandenburg wenste de in meerderheid roomsgezinde bevolking in geen geval tegen zich in het harnas te jagen. Hij streefde naar een toestand van godsdienstvrede. De bijeenkomsten der gereformeerden van Zevenaar en Liemers zullen daarom minder demonstratief buiten de stad gehouden zijn, op het huis "De Berenklauw" te Groessen bij Jonker Frederik Cloeck. Deze kende als collator (1) de inkomsten van enige vicarieën daar aan de gereformeerde gemeente toe.

In het jaar 1681 en kort daarna heeft de predikant van Huissen, Absolon genaamd, verschillende keren in de Loose kapel dienst gedaan. Hij bracht een aantal van zijn gemeenteleden mee, terwijl er ook van Zevenaar waren gekomen "om haeren hoep te verstercken". Toen die van 't Loo zich tegen deze diensten verzetten door de kapel gesloten te houden, is men nog eenmaal op het kerkhof samengekomen. Dat niet met geweld de toegang tot de kapel wordt geforceerd, wijst er wel op dat de zaken niet tot het uiterste werden gedreven.
Zoals elders was de Loose vicarie in de handen van de gereformeerden geraakt.
Na 1600 was daardoor geen vicaris en evenmin een pastoor aan de Loose kapel verbonden.
Evenals in Duiven en Groessen was in 't Loo de pastoorsbenoeming vanouds het recht van de wereldlijke overheid, indertijd de keurvorst van Brandenburg en Koning in Pruissen. Daarom komt de Drost van de Liemers, Alter Knippink, persoonlijk naar 't Loo om de "gemeyne nabuyren" te bewegen Leonardus Artopacus als pastoor te accepteren. Als hem dat zou lukken, zou eindelijk een pastoorsplaats in de Liemers door een dominee zijn ingenomen. Maar de parochianen van 't Loo gingen er niet op in. De tijd was voorbij, dat men een gereformeerde predikant als pastoor kon aandienen, alsof het slechts een verandering in kerkpraktijk gold van een en dezelfde Kerk. Die gedachte was overleefd.

Roomse dienst in 't Loo
Omstreeks 1650 Vestigt zich hier een priester, mede voor de parochianen in de Heerlijkheid Westervoort, en sindsdien is er steeds een dienst gehouden in de kapel. Op 26 juni 1808 deed koning Lodewijk Napoleon op doorreis 't Loo aan.
Op een vraag van Zijne Majesteit aan pastoor Reinirus Peters verzocht de pastoor om de Loose parochie de revenuen (inkomsten) terug te geven, die sinds 1613 jaarlijks aan de dominee van Angeren werden afgedragen. Het ging om een bedrag van ongeveer 100 ducaten (2)

Hervormde leden in 't Loo

Op 18 oktober 1859 kwam er een brief ter tafel bij de Kerkenraad van de Hervormde Gemeente Zevenaar en de Liemerse. De Hervormde Gemeente van Angeren had in een schrijven aan het Klassikaal Bestuur te Zutphen gevraagd om de Hervormde Kerkenraad te Zevenaar te bewegen hun gemeenteleden in 't Loo kerkelijk af te staan aan de gemeente te Angeren. In oude akten had men in Angeren ontdekt, dat in de zeventiende eeuw de gemeente van 't Loo met Angeren verenigd was.
De Kerkenraad van Zevenaar wees deze aanspraak van de hand en berichtte aan het Klassikaal Bestuur:
1 De Hervormde Gemeente van Zevenaar bestaat uit Zevenaar en de Liemers.
2 Volgens het oudste voorhanden zijnde aktenboek van de Kerkenraad van deze Gemeente sinds 1686 op dezelfde wijze samengesteld
3 Zij ressorteerde vroeger als zodanig onder de Classis van Kleef en sinds 1808 onder het Klassikale ressort van Zutphen.
4 Binnen de grenzen van de Liemers is ook het dorp 't Loo gelegen, zodat de Hervormden daar niet alleen een deel van deze Gemeente uitmaken, maar mede in de doop- en leden register sinds de zeventiende eeuw tot deze gemeente behoorden. Er dus geen sprake van een ingeslopen misbruik, als zou 't Loo van Angeren zijn gescheiden en bij Zevennaar gevoegd.
Het verzoek kan zijn grond hebben in het feit, dat enige goedwillende leden der Hervormde Kerkte Loo, ten tijde van koning Lodewijk Napoleon, zich in Angeren hadden laten inschrijven om te voorkomen dat de kleine gemeente van Angeren werd opgeheven of van haar goederen beroofd.
De Zevenaarse Kerkenraad voerde verder aan, dat in het jaar 1692 Angeren en 't Loo niet meer de naam van "Angerloo" (= Angeroyen) had, en verwees daarbij naar het werk van "Von Schlichtenhorst, Gelderse Geschiedenissen" (3),
uitgegeven te Arnhem in 1654, waarin de namen Angeren en Loo afzonderlijk voorkomen.
Bij een Hereniging zou Angeren niet veel baat hebben, stelden zij. Het aantal leden in 't Loo bedraagt slechts 9 zielen en geen 30, zoals werd gesuggereerd, en daarvan is maar één persoon geschikt om zitting te nemen in de Kerkenraad.
Bovendien zal voor velen de kerkweg over de rivier naar Angeren in de winter bezwaarlijk zijn.
Er zijn ongetwijfeld wel andere factoren en omstandigheden geweest, die mee het lot hebben bepaald, bijzonder van plaatselijke aard, die ons wel nimmer bekend zullen worden. Doch wat ons door de gegevens die wij bezitten, wel bekend is, toont genoegzaam aan hoe gecompliceerd het proces in de kerkverhoudingen moet zijn geweest.

Noten:
1 Collator: iemand, die een ambt - in het bijzonder een predikantsplaats -  heeft te vergeven.
2 Zie Driepas 1986, nr. 1, pp. 1-8
3 De Kerkenraad vergist zich in de naam van de auteur en de titel van het boek. Het is: Arend van Schlichtenhorst, Alle de XIV Boeken van de Gelderse Geschiedenissen, Arnhem 1654

Bronnen:
Protestantisering en re-katholisering tussen Rijn en Oude IJssel, A G van Dalen, 1954 Westervoort
Uit de kerkgeschiedenis van het Loo, A.G.van Dalen, De Liemers nr. 10 Zevenaar z.j.
Archief Nederlands Hervormde Gemeente Zevenaar.z.j.
Na Honderdvijftig jaar, Schetsen uit de Lymers, Zutphen. 1966
Archief parochie Sint Antonius Abt, Loo
Oud Archief Zevenaar nr. 1590.
Elten, Land und Leute, eine Chronik vergangener Zeiten, Leo Gies, Kleve