Onderwijs een zaak van de kerk

02-01-2015 22:21


Onderwijs een zaak van de kerk

Het onderwijs is eeuwenlang een zaak van de kerk geweest. De kerspelen Duiven, Groessen en Loo zijn in het bezit geweest van een parochieschool.
Als onderwijs een taak is van de kerk, ligt het voor de hand aan te nemen dat de grootste nadruk van het onderwijs wordt gelegd op de godsdienstige vorming en dat de overige vakken en de inrichting daaraan ondergeschikt zijn geweest.
Wat was het belangrijk voor de kerk: het leren lezen, want dan konden de gelovigen zelf de Bijbelse en geestelijke verhalen lezen.
Het is interessant, globaal te weten hoe het onderwijs er in de middeleeuwen en daarna uitzag. Pastoor Jacob Vallick schreef omstreeks 1550 in zijn kerkeboek: Het oock verdragen ter jaer, dat die koster sal school houwden; daerop heeft de kerck hem dat huys getimmert; ende sal die naebuiren kinderen leeren; deese helpen hem dan oock den dienst bewaeren, als klocken te luyden, voort in 't koor helpen t'singen, voort de missen te dienen, in alles binnen die kinderen hem nut dienst¬aflich. (Kerckenboeck van Jacob Vallick 1554)
De school stond toen op het kerkhof en maakte één geheel uit met het aangrenzende armenhuis en de kosterij.
De wijze van lesgeven verschilde aanmerkelijk van de thans gebruikelijke. In tegenstelling tot nu zaten alle leerlingen, van jong tot oud, in één lokaal. Natuurlijk kregen ze niet allemaal tegelijk hetzelfde onderwijs. Er bestonden groepen spellers, lezers, schrijvers en cijferaars, hierrbij afzonder¬lijk aandacht werd besteed. Omdat schoolverzuim veelvuldig voorkwam en de groepen regelmatig van samenstelling verander¬den, kregen de leerlingen binnen een groep hoofdelijk onder¬wijs. Ze lieten zich één voor één voor de klas overhoren door de meester, aan wie ze ook hun werk ter correctie aanboden. Het was gebruikelijk dat oudere leerlingen de kleintjes in¬strueerden en ook overhoorden. Het onderwijssysteem uit die dagen bestond immers hoofdzakelijk uit inprenten en overhoren.
Omdat ieder kind hardop bezig was, de schoolmeester incluis, heerste er een ware kakofonie van geluiden. De doodstille klas moest nog uitgevonden worden. 1)
Orde en tucht waren daarom belangrijk. Kattenkwaad werd, let¬terlijk, met harde hand bestreden. Het kind zat onder de plak, een werktuig, waarmee het kind op hand of hoofd werd geslagen.
De schooltijden waren gedurende de winter van acht tot elf uur en van één tot vier uur en des zomers naar believen, doch tenminste drie uur ingevoerd.
Bij Koninklijke Verordening van 28 september 1717 werd in Pruisen, waartoe ook het Ambt Liemers behoorde, de leerplicht en schooldwang afgekondigd voor alle kinderen van 5 tot 12 jaar. Des zomers, wanneer de kinderen bij de landarbeid nodig waren, kon echter eventueel volstaan worden met hen een of twee dagen per week naar school sturen. Van een algemene toepassing van dit voorschrift is ondertussen geen sprake geweest.
Het schoolgeld van de kinderen bracht weinig of niets in het laatje van de meester en in de huishoudportemonnee van zijn vrouw. De schoolgelden waren als volgt vastgesteld: spellers
6 Pfennig, lezers 9 Pfennig en schrijvers en rekenaars 1 Gro¬schen per week. Des zomers was men echter slechts tweederde van deze bedragen verschuldigd. Armen waren van betaling van schoolgeld vrijgesteld.
Meer schoolgeld werd gevraagd voor het bijbrengen van de rekenkunst. Voor pennen en papier aan de schrijvers moest extra worden betaald. Daarom namen veel ouders hun kinderen die aan schrijven of rekenen toe waren van school. Vaak waren ze dan al zo groot, dat ze wat konden verdienen.
In Duiven, Groessen en Loo kon een schoolmeester in combinatie met het kostersambt, een vrije woning en toevallige baten en giften in zijn onderhoud voorzien.

De dorpsscholen, ná 1795.
In de 18de eeuw, en vooral in de tweede helft van deze eeuw van Verlichting, ontstond er bij het denkende deel der natie steeds meer onvrede over het bestaande onderwijssysteem. Zo zouden de onderwijzers niet goed genoeg opgeleid, de salaris¬sen te laag en de scholen te klein en te donker zijn. Lichame¬lijke straffen dienden te worden uitgebannen. Het gewone volk en de armen moesten betere kansen krijgen. Er werd veel te veel werktuigelijk uit het hoofd geleerd, zonder dat de kinde¬ren iets van de inhoud van het geleerde begrepen. Ten slotte zou aan de overheersende rol die de kerk ten aanzien van het onderwijs vervulde, zo spoedig mogelijk een einde moeten komen. Dat waren zo de voornaamste grieven en wensen die langzamerhand naar voren werden gebracht.


Groessen
Niet onwaarschijnlijk lijkt het, dat de kostersfamilie Then Haef, in Groessen, die vanaf ca 1689 optrad, ook de school¬meester heeft geleverd. Koster Michiel then Haef wordt genoemd omstreeks de jaren 1689-1740 en zijn zoon Jacob van 1740 tot ca 1770. Diens zoon Lambert, die in ieder geval in 1786 als schoolmeester wordt vermeld, deed dienst als koster tot 1803. In 1779 werd de ernstig vervallen Groessense school opnieuw opgebouwd.
Uit een in 1799 gehouden enquête blijkt, dat het Groessense schoolgebouw groot genoeg was voor het aantal kinderen. Het schoolgebouw laag wel wat laag en was het enigszins vochtig, zodat aanbevo¬len werd de stenen vloer te vervangen door een houten. Nauwe¬lijks een derde van de schoolkinderen kon er het schoolgeld (4 stuiver per maand) betalen.
Pastoor J. Henrichs gaf op 3 februari 1798 aan de Pruisische Regering op dat de Kerk aan jaarsalaris voor Lambert then Haef, in zij functie als schoolmeester, een bedrag besteedde  van 105 Rixdaal¬der, 36 Stuiver en 4 Duiten. Deze opgave klopte niet met de werkelijk¬heid. Then Haef ont¬ving dit bedrag voor de werkzaam¬heden die hij te samen als koster, schoolmeester en organist in de parochie verrichtte. Het inkomen van de school¬meester bracht nauwelijks 20 Rixdaal¬der in het laatje.
Om de man toch van een levensonderhoud te voorzien was, met instemming van de Pruisische Koning, het kostersambt met dat van schoolleraar gecombineerd. De fungerende schoolmeester was bij toeval tevens organist. Het Groessense Gilde gaf hem jaarlijks uit haar inkomsten "voor het orgelslaan"  5 Rixdaal¬der. 
Pastoor Henrichs gaf tevens te kennen dat er sinds 40 á 50 jaar bij zijn weten in Groessen geen bekwaam en goed onder¬leg¬de school¬meester les had gegeven. Bij hem stond nog steeds een oude man van 80 jaar voor de klas.
De laatste 7 á 8 jaar had de pastoor een jonge assistent bij Then Haef in de school gehad en voor hem, uit zijn eigen midde¬len, kost en woninghuur betaald.
De pastoor stelde dat het in Groessen mogelijk was, dat ie¬mand, als hij vrije een woning had, van het kosterswerk, schoolmees¬ter en organist een inkomen kon verwerven waarvan hij met een beetje zuinigheid in zijn levensonderhoud kon rondkomen.
Het kerkbestuur stelde voor om Lambert then Haef te ontslaan uit al zijn functies en hem op een jaarsalaris van 50 á 60 Rixdaalder pensioen te geven. Zijn assistent kon men dan al vast aanstellen tegen een salaris van 80 Rixdaalder voor het verrichten van de werk-zaamheden als koster en schoolmeester.
In de praktijk bleek echter dat Lambert then Haef pas in 1803 zijn kosterschap had neergelegd. Hij werd toen opgevolgd door G. Hendriks, die nog in 1807 als koster wordt vermeld.
Of hij net als zijn voorganger ook schoolmeester was, is echter niet bekend. Wel staat vast, dat diens opvolger, Wijn¬hof genaamd, die ca 1809 overleed, tevens het schoolmeesterambt heeft uitgeoefend, en wel in een ruimte die in 1808 "veel te klein en nadelig voor de gezondheid" werd genoemd.
In 1809 en 1810 waren op aandringen van de schoolopziener plannen gemaakt om een nieuwe school te bouwen. Zelfs de kalk en de stenen waren al aangeschaft, maar ten gevolge van de politieke toestand bleef de zaak rusten, en werden ten slotte de materialen weer verkocht om het geld voor andere doeleinden te kunnen gebruiken. Sindsdien was er aan de school niets meer gebeurd.
Het lokaal mat 18 bij 17 bij 6 voet, en was veel te klein voor de 70 á 80 kinderen die des winters de school bevolkten, en was "zelfs geen glas gemaakt, waarvan het gevolg is, dat de onderwijzer gehele ramen met planken heeft moeten toemaken, dat de leerlingen bij vochtig weer droog kunnen zitten, en dat in één woord, het schoolvertrek onbruikbaar is, zodat zonder ene prompte voorziening alle onderwijs zal moeten worden gestaakt".
In 1816/17 werd Theodorus Bartels als schoolmeester aange¬steld; een jaar later, in 1818, werd de school geheel nieuw "opgetimmerd"
In 1835 en 1841 bezocht inspecteur Wijnbeek Groessen. Aanvan¬kelijk konden zowel de school als het onderwijs zijn goedkeu¬ring wegdragen, maar dat was bij zijn laatste bezoek anders:
"Te Groessen is het lokaal minder dan te Duiven en te klein voor het 200-tal kinderen. De tafels, ofschoon half, staan tegen elkaar als dubbele tafels, dus geheel ongeschikt voor de klassikale leervorm. Het onderwijs van J. Bartels is ge¬brekkig. Ik zag een jongen op de knieën liggen met de armen naar boven tot straf".
Kort hierna kwam er eindelijk een "moderne" school. (De Lange Schoolweg, door J.W. van Petersen, 1984 De Walburg Pers Zutphen.)

Onderwijsgeschiedenis van Groessen
Tegenwoordig is het heel normaal dat een kind in Nederland naar school gaat. Je gaat meestal vanaf je vierde naar de basisschool en daarna naar het voortgezet onderwijs. Maar hoe is dit in Duiven zo gekomen?  
Het onderwijs was vroeger een zaak van de kerk. Ook was er geen speciale opleiding voor leraren. De pastoor van een plaats benoemde iemand tot leraar. Er was geen enkele controle, niemand keek of er ook echt les werd gegeven en of dit goed gebeurde. In Duiven was dit net zo. 
Door een nieuwe Schoolwet in 1806 waren er ineens regels voor de school. De belangrijkste regels waren:
• de school moet openbaar zijn
• de school moet alle kinderen toelaten, het verschil in geloof mag niet uitmaken.
• de overheid moet een vergunning geven voor het stichten van een school
De inspecteur uit 1811
Het eerste wat we weten over Groessen zijn gegevens van een inspecteur uit 1811. Groessen telden tussen de 80 en 100 leerlingen!  Vroeger was Groessen een groter en veel rijker dorp als Duiven. In die tijd was het heel gewoon om in de zomer minder kinderen op school te hebben dan in de winter. In de zomer moesten deze kinderen helpen op de boerderij. Je komt dit tegenwoordig nog wel tegen in ontwikkelingslanden.
Tot aan 1853 werd er door de koster les gegeven in Groessen. Zijn andere baan was trouwens doodgraver!
De meester
Meester zijn was geen beroep waar je rijk van werd. Het tegendeel zelfs. Alle leerlingen moesten elke week een klein bedrag geven aan de meester, maar niet iedereen had er geld. Dus kreeg de meester regelmatig iets anders, zoals een portie ‘hutspot’, een lekkere karbonade, ribbetjes, bloedworst of metworst. En dat is niet zielig hoor, de leraar nam dit graag aan! In het gezin van de meester werd er namelijk niet vaak vlees gegeten, ze waren vaak vrij arm.  


 
De scholen in Groessen
Pas vanaf eind negentiende eeuw kunnen we iets meer zeggen over het onderwijs in Groessen. Groessen had maar één school. Hoofd van de school was toen de heer Van de Zand. Verder weten we dat deze meneer in 1901 werd opgevolgd werd door de heer Te Witt. Er waren drie meesters op deze school. 
In 1923 kwam er een nieuw hoofd van de school en een vierde meester. Maar om deze meester te betalen moest de school openbaar worden. Dat betekende dat iedereen nu moest worden toegelaten op de school, ongeacht geloof. Daarvoor was het een katholieke school geweest en mochten er alleen katholieke jongens en meisjes op school zitten. Maar aangezien iedereen in Groessen toch katholiek was maakte dat allemaal niet uit. Dat vond de school ook en dus besloot men om als openbare school door te gaan.
In 1928 werd de wet waarmee de extra leraar betaald werd ook ingevoerd voor alle katholieke en protestantse scholen. Dus, de school werd weer katholiek!
 
De meisjesschool van Groessen
Op 26 november 1900 had Jan Wolters zijn testament opmaken. Deze man had geen vrouw, kinderen of familie en had toch veel te verdelen. Hij vond dat zoveel mogelijk Groessenaren na zijn dood van zijn geld moesten genieten. Hij vond dat er een oude mannen- en vrouwenhuis moest komen en hij wilde een meisjesschool in Groessen.
Pastoor Verheul zorgde ervoor dat het testament uitgevoerd werd toen Jan op 27 januari 1904 overleed. Midden in het dorp, schuin tegenover de kerk werd in 1906 een klooster gebouwd. Dit gebouw was voor zusters bedoeld en werd ook als school en had een ruimte voor oude mannen en vrouwen.
In 1907 gingen  er voor het eerst meisjes naar deze school, het waren er 87!
In 1949 moesten de zusters weer verdwijnen uit Groessen. Het verdriet was groot! De zusters stonden bekend om hun goede werken en moesten nu weg. De Pastoor was er ook heel verdrietig door. De leerlingen van de vakscholen moesten nu naar Duiven, de kleuterschool en basisschool bleven in Groessen.
In 1969 werden de jongens en meisjes scholen samengevoegd en gingen ze weer gemengd naar school. In 1976 werd het huidige pand van de Joannes school geopend.


Vragen:
1. a, Wie was er voor 1806 verantwoordelijk voor onderwijs?
b. Wat veranderde er allemaal in 1806 op onderwijsgebied?
Verbetering van het onderwijs behoorde mede tot de wens van de Nationale Vergadering. Een begin van uitvoering werd spoedig gemaakt. In 1801 kwam de eerste algemene wet op het lager onderwijs tot stand, welke de acte van bekwaamheid invoerde, evenals een schooltoezicht. Deze wet, ontworpen door de agent van de nationale opvoeding Van der Palm, bleef onuitgevoerd, evenals een verbeterde redactie van 1803. In 1806 kwam onder leiding van de secretaris van staat Van Stralen een nieuwe wet tot stand, welke ontworpen was door Van den Ende, inspecteur van het onderwijs. Deze voerde de gemengde school in, welke wel is waar het leerstellig godsdienstonderwijs weerde, doch niettemin de jeugd zou opvoeden “tot alle maatschappelijke en christelijke deugden.


2. a. Waarom waren er zomers minder kinderen op school dan in de winter?
b. In welke gebieden is dat nog steeds zo?
c. Vind je dat wij in Nederland daar iets aan moeten doen? Waarom wel of niet?

3. Leraar zijn betekende vroeger heel wat anders dan tegenwoordig. Wat is het grote verschil?

4. a. Welk gevolg had de wetswijziging van 1923 voor de school in Groessen?
b. En welk gevolg had de wetswijziging van 1928?
    

5. Wat was het gevolg van het verdwijnen van de zusters uit Groessen?