Van der Renne op de Bijvank
Van der Renne op de Bijvank
Theo j. G. Goossen
Geschiedenis van Van der Renne wonende op de Bijvank bij Babberich
Het buiten de Bijvanck, een uitgebreid bezit behoorde in de jaren aan de Heer van der Renne, wonende te Elten in zeer oud huis gelegen links bij het binnenkomen. Hij had een zoon, die studeerde in Utrecht, waar ook mijn grootvader Richard en mijn Oom Jan de Nerée van Babberich hadden gestudeerd.
Het jongmens voelde zich zeer weinig tot de studie aangetrokken, zoals meerder jongelui in de tegenwoordige tijd aan dezelfde kwaal lijden. Hij deed geen examens, maar liet zijn Oude Heer in Elten slechts in de waan dat hij hard werkte, en verzekerde hem zelfs dat hij zijn examens op tijd deed. Toen dan ook eindelijk de kroon op het werk zou gezet worden en zou moeten promoveren door dat zijn vader nu ten laatste begon te vervelen, promoveerde hij ook quasi, liet zijn vader overkomen. Deze werd ontvangen in de academie door een talrijke vriendenschaar, die hem meedeelden dat zijn zoon zo juist ongeveer tien minuten al werd geëxamineerd en dat hij niet meer kan binnentreden durende het examen verder bij te wonen.
Na afloop van de gestelde termijn verscheen de zoon jubelend en zeer vrolijk lijkend, de vrienden ontvangen hem en er bij verzekerde een schitterend examen te hebben gedaan. De vader die de gehele toedracht van de zaak niet begreep en in de stellige overtuiging verkeerde dat zijn zoon wel degelijk examen had gedaan, gaf een grote feestpartij en na afloop nam hij zijn zoon mee naar Elten en gaf hem De Bijvank om te gaan wonen.
De zoon leefde daar als een vrolijke Frans. Hij hield er paarden en koetsier, jager, enz. De streek is zeer wildrijk en heeft veel bossen.
Het huis zelf is niet aanzienlijk en maakte de indruk van een nette boerderij, hoewel een paar monumentale poorten met de wapens een zeker cachet aan het huis geven en meer de indruk wekken van een klein kasteel. De eigenaar heeft er zelfs aan de hoeken kleine kantelen laten aanbrengen.
Geweerschoten op kerstavond
Op een avond zat Van der Renne met zijn jager zeer genoeglijk bijeen op een van de kamers van zijn landhuis. Het was zaterdagavond en tevens Heiligabend, dus de avond voor kerstmis. De heren schenen tamelijk aan Bacchus te hebben geofferd, dit is zeker op een gegeven ogenblik werd er plechtig klokkengelui vernomen als de kerstnacht werd ingeluid. De jager noch tamelijk nuchter sprong op en verzekerde aan zijn heer dat hij de plechtige Kerstmis (waarschijnlijk in Elten) wilde gaan bijwonen. Zijn heer wilde hiervan niet weten, wilde nog wat gezellig bijeen blijven. De jager wilde hiervan echter niet horen, sprong op en verwijderde zich uit de kamer. Van der Renne sprong eveneens op greep een jachtgeweer van de muur en legde op zijn jager aan, die intussen al in de gang was. Op het ogenblik dat Van der Renne aanlegde en wilde afdrukken verscheen de koetsier ten tonele. Deze had al gehele avond onraad bespeurd, vooral er in het beginne al een klein voorval was geweest. Hij liep naar boven en juist toen zijn heer wilde afdrukken, sloeg hij het geweer in de lucht zodat het schot in het plafond verdween en de jager niet trof.
Na deze roekeloze daad had Van der Renne geen ogenblik rust. Hij informeerde of zijn daad ruchtbaarheid had verkregen en achterna bleek dat of de jager of de koetsier de feiten moet hebben rondgestrooid.
Een zekere dag, Van der Renne lag ongesteld te bed, verscheen de Burgemeester van ’s Heerenberg met zijn veldwachter op de Bijvank, met bevel tot inhechtenisneming. De Burgemeester was een vriend van Van der Renne. Deze verklaarde hem in deze toestand niet te kunnen meegaan en Grootenhuijs begreep dat en liet zijn veldwachter ter zijner bewaking achter.
Nu was er in de kamer van Van der Renne een kleine deur met een verroest slot en deze deur kwam uit in een hoger gelegen hooischuurtje. Dit slot weigerde, zodat de deur weigerde open te gaan. Na herhaalde pogingen gelukte het aan Van der Renne hem toch te openen.
Op een avond, dat Van der Renne zijn vlucht wilde uitvoeren, gaf hij aan zijn bedienden beneden drank en toen hij overtuigd was, dat de relatie ook, gelijk zijn kameraad beschonken waren, opende hij de bovenbedoelde deur en sprong vanuit een klein raampje, waardoor het hooi werd opgestoken. Bij deze sprong verstuikte hij de enkel, sleepte zich echter voort tot Elten, liet zich daar verbinden en begaf zich toen naar Mook in de nabijheid van Nijmegen. Hier werd hij bezocht door mijn grootvader en zijn oudoom Jan.
Daar regelde hij ook zijn zaken met betrekking tot de Bijvank. Hij werd bij verstek veroordeeld en kon in een zekere termijn niet meer in het land terugkeren.
De gehele administratie droeg hij op aan een zekere Derksen. Een gedeelte van zijn bezittingen verkocht hij, namelijk de Ossenwaard, aan de Van Emden, die hierdoor rijk werden. Zijn koetsier ontsloeg hij en nog jaren later kon men deze man ontmoeten op de weg van Babberich naar Elten en wel in de functie van wegwerker.
Meermalen heeft hij toenmaals mijn grootvader Richard verzekerd dat Van der Renne niet eenmaal maar wel zevenmaal had geschoten.
Van der Renne ontvlucht de Bijvank
Van der Renne vetrok later naar Parijs en vandaar naar Zwitserland. Hier trouwde hij met een baronnes en kreeg een dochter. Na afloop van deze verbanningstijd keerde hij weer in Holland terug en bezocht daar alleen mijn grootvader, daar hij deze altijd zeer goed had mogen lijden. Hij kwam hier dineren op Babberich waar hij vroeger zo dikwijls was geweest. De Bijvank en Babberich liggen drie kwartier lopen van elkaar. Mijn vader Jan Philip zat mee aan de dis. Verschillende keren, zoals hij mijn persoonlijk verzekerde probeerde hij de heer Van der Renne op het onderwerp te brengen zonder resultaat, helaas.
Eveneens deed hij moeite een gewei, waarvan er zo velen waren op de Bijvank, waaronder zeer mooie, machtig te worden door het gesprek op te brengen. De heer Van der Renne bleek echter ongenegen hiervan afstand te doen.
Zijn gehele inboedel nam hij mee naar het buitenland, waaronder nog
1500 flessen wijn. Zoals mijn grootvader beweerde was die wijn zeer zeker omgeslagen en toen hij dit aan Van der Renne zei antwoordde deze: “enfin, hij is eenmaal omgeslagen, hij zal nog wel een tweede keer omslaan.”
Illegale houthak op de Bijvank
Van der Renne stierf in het buitenland en zoals naderhand bleek scheen zijn enige dochter weinig of in het geheel niet te vermoeden dat haar overleden vader nog bezittingen in Holland had. Vermoedelijk heeft de vader altijd angstvallig vermeden over dit geval met zijn dochter te spreken.
Enige bewoners van het landgoed moeten toen geïnformeerd hebben of er geen nakomelingen meer bestonden en zo werd toen de dochter enige algemene erfgename.
Zij was getrouwd met Baron van Löchner en heeft uit dit huwelijk 3 zoons en 2 dochters.
Gebleken is dat tijdens de lange afwezigheid van de vader en tijdens het bezit aan ook de dochter die zekere Derksen voorz. zich aan ernstige malversaties had schuldig gemaakt. Bijna al het hoge hout op de Bijvank had hij
te eigen bate te gelde gemaakt.
Het moet voor de heer Van Löchner een treurig aanblik geweest zijn toen hij door derden van de toestand werd ingelicht op het landgoed. Zijn vrouw verscheen. Geen hoog hout meer, niets dan slag en kreupelhout. Al het hout van enige waarde verdwenen. Alles onder de hakbijl verdwenen. Hij moet toen hebben uitgeroepen: “Dat al het hout gehakt is, is nog daar aan toe, maar het treurige vindt het dat ik noch mijn vrouw het buiten nooit in de oude staat zullen zien.”
Derksen werd in hechtenis genomen en kreeg ± vier jaar gevangenisstraf.
Om de twee jaar bezocht de heer Von Löchner zijn buiten, woont als dan echter in Elten in hetzelfde huis waar vroeger zijn vader woonde.
Op het huis zelf woont een boer, die daar de boerderij drijft. Zijn oudste zoon schijnt hij te hebben bestemd om op het goed te gaan wonen.
Van der Renne een wildebras
Van der Renne moet nog al een wilde bursche geweest zijn, tenminste bij Von Weiler op huize Poelwijk mocht hij niet komen. De heer Von Weiler had toen vier huwbare dochters, van wie Caroline trouwde met mijn grootvader en die naderhand op Babberich woonden.
Van der Renne gaf nogal partijen op de Bijvank en er wordt verteld, dat hij op zekere dag weer een partij gaf het rijtuig, waarin zich zijn gasten bevonden, dames en heren door de brug liet zakken, die toegang tot zijn landgoed vormde. Hij had namelijk enige ogenblikken van te voren enige balken er uit laten nemen, zodat het rijtuig er zeker moest doorzakken. De brug lag over een ondiepe sloot, zodat geen ongelukken te vrezen waren. Hij zelf zat in het struikgewas verscholen, verlustigde zich in de angst gedreven van de genodigden toen de brug brak.
Frans Joseph De Nerée
Mijn overgrootvader Frans Joseph, onderburgemeester van Arnhem, sub Maire in de Franse tijd, dijkgraaf van de Lijmers bezat een stel paarden, waarmee hij in vijf kwartier reed van Babberich naar Arnhem, welke weg toen nog zandweg was. Tegenwoordig doet men er zelfs 1½ uur over en de weg is hard. Slechts één een dergelijk stel paarden heeft hij echter maar gehad. De slangen, die deze paarden aankregen hebben nog jaren als curiositeit gehangen in het koetshuis te Babberich, ze waren van een geweldige afmeting.
In 1812 kocht hij Camphuizen onder Oud-Zevenaar van een zekere Freule ter Heerdt, die toen daar woonde met haar neef. In het koopcontract was bedongen dat hij ieder jaar een zekere rente zou uitkeren aan de Freule en haar neef tot hun dood. Nog slechts korte tijd leefde de neef, zodat zijn uitkering kwam te vervallen, een buitenkans voor mijn grootvader.
Van der Renne, een vriend van Richard, de zoon van Frans Joseph gevoelde zich geroepen ter herdenking aan dit feit een glas wijn te drinken, toen hij op bezoek kwam.
Geschiedenis van Van der Renne wonende op de Bijvank bij Babberich opgesteld door J.E.M. de Nerée tot Babberich teruggevonden en met belangstelling gelezen den 30 juli 1915 door Mr. J. P. R. M. de Nerée van Babberich. Een staaltje van goede verhaaltrant.