processies in d
Processies in de Achterhoek en
Liemers
door
Theo
Goossen te Zevenaar en Hans Kooger te Arnhem.
Het kerkelijk leven van
rooms-katholieken speelt zich niet alleen thuis of in de kerken af,
maar wat betreft het zuiden van
Nederland ook daarbuiten. Nog veelvuldig trekken wegen. Bekend zijn tot in de
huidige tijd de St-Jansprocessie te Laren N.H., de Stille Omgang te Amsterdam
en de sacramentsprocessies in Limburg, Brabant, Twente en in de voormalige Kleefse
enclaves in Gelderland omvattende de gemeentes Zevenaar, Duiven, Huissen en
Wehl. Maar ook elders werden (en worden) deze bijzondere godsvruchtoefening
binnen en buiten de godshuizen gehouden. Lange tijd, tot in de jaren tachtig
van de 20e eeuw toe, bestond er elders in Nederland een officieel
processieverbod. Dat was ook het geval voor de Achterhoek. Toch werden daar ook
processies gehouden, zij het in haar openbare vorm beperkt door de wet.
In dit artikel willen we
inventariseren in welke plaatsen en in wat voor vormen processies werden
gehouden in Achterhoek en Liemers. Over kwesties betreffende het officiële
processieverbod en de uitwerking ervan in de dagelijkse praktijk, hopen we in
een volgend artikel nader in te gaan.
Processies
Het woord processie is afgeleid
van het Latijnse processio, dat is een feestelijke omgang of optocht. Men
herkent erin het Latijnse woord "procedere", dat voortschrijden of
voortgang betekent. Veelvuldig werd (en wordt) ook wel het woord
"omgang" en bijvoorbeeld in de Liemers "omdracht" gebruikt;
een omgang staat ook symbool voor de levensgang van mens.
Processies en bedevaarten hebben
met elkaar te maken. Meestal komen bedevaartgangers
samen in een plaats waar eens
bijvoorbeeld een sacramentswonder heeft plaatsgevonden, of een miraculeus beeld
wordt vereerd. De bedevaartgangers formeren een stoet en trekken dan in
processie naar de kerk of kapel voor een verering. In de bekende
Mariabedevaartplaats Kevelaar kan men dat bijna dagelijks nog zien.
In de Middeleeuwen
De gehele middeleeuwen door zijn
er processies gehouden, in de beslotenheid van kerken en kloosters, maar ook
door dorpen en steden, over akkers en naar heilige plaatsen.
In 814, aan het eind van het
bewind van Karel de Grote, was het middeleeuwse Europa in naam christelijk. In
die tijden zonder al te veel afleiding had de cyclus van het kerkelijk jaar met
zijn feesten een grote betekenis. De zondagse eucharistieviering en de
feestdagen met hun devoties en processies zorgden voor het doorbreken van het
eentonige levensritme. Geestelijkheid en volk trokken tijdens kerkelijke
feesten in optocht rond, terwijl zij grote reliekhouders meevoerden. In de
veertiende eeuw kwamen de grote heiligdomsvaarten in zwang bijvoorbeeld in
Maastricht en Aken. Die "vaarten"
werden en worden nog
steeds om de zeven jaar gehouden (1).
Behalve dergelijke reliekenprocessies hield men ook
jaarlijkse rogationes (smeekprocessies)
waarbij mem kruisen en relieken meevoerden om vruchtbaarheid
over de gewassen af te smeken, of men bad voor regen. Bekend zijn de veldgangen
die men op de Kruisdagen in mei hield. De liturgie vorderde of veronderstelde
behalve op Maria Lichtmis ook processies tijdens de Kruisdagen en in de Goede
Week.
processies of ommegangen gaven ook gelegenheid tot het tonen
van rijk geborduurde gewaden, rijk bewerkte processiekruisen, kandelaren en
wierookvaten. Dit alles diende ter meerdere eer en glorie van God. Maar het oog
wilde ook wat, zodat de mensen graag op dergelijke manifestaties afkwamen (2). Tijdens de feesten van het kerkelijk jaar
brachten processies, die de betekenis van het feest nader verduidelijkten,
sfeer en kleur in het dagelijkse bestaan.
In de steden namen aan de grote processies gewoonlijk de
magistraten en de gilde deel.
Voor deze laatste categorie bestond zelfs een verplichting,
die soms dor het stedelijk bestuur moest worden aangescherpt. In Zutphen namen
op Maria Lichtmis (2 februari) de magistraat persoonlijk een kaars in ontvangst
en namen aan de processie deel (3). In het
algemeen was het houden van processies en optochten in veel steden meer een
zaak van de stad dan van de kerk.
Sacramentsdag en processies.
De bekendste is de zogenaamde sacramentsprocessie die in de
13e eeuw ontstond. De kanunnikes van St. Augustinus, Juliana de Cornillon
(1192-1258) uit Luik, had een grote godsvrucht tot het Heilig Sacrament des
Altaars, nadat zij dienaangaande een visioen had gekregen. Zij wist andere
religieuzen ook voor de verering van het H. Sacrament te begeesteren en zelfs
de Luikse aartsdeken Jacques Pantaléon werd een trouwe aanhanger. Op voordracht
van deze priester stelde paus Urbanus IV in 1264 een feestdag voor het H.
Sacrament in voor de gehele katholieke kerk (4).
Het feest werd op de kerkelijke kalender geplaatst op donderdag na
Drievuldigheidszondag, de eerste zondag na Pinksteren.
Belangrijk onderdeel van deze feestdag was het tonen -of uitstallen op een altaar - van de
geconsacreerde hostie ter aanbidding. In de loop der tijd werden daarvoor
prachtige monstransen gemaakt waarin centraal in een glazen cilinder de hostie
kon worden geplaatst.
De eerbetoon aan het H. Sacrament diende niet tot het
kerkgebouw beperkt te blijven. Op het einde van de dertiende eeuw ontstond de
gewoonte een speciale processie te houden, waarbij men aanknoopte bij reeds bestaande
gebruiken om bepaalde voorwerpen (relieken) mee te voeren.
Langzaamaan werd de luisterrijke processie het hoogtepunt
van dit feest. Na wekenlange voorbereiding werd Sacramentsdag de stoet voor de
kerk of kapel geformeerd waar jongens en meisjes, mannen en vrouwen naar
geslacht gescheiden in meeliepen, de meisjes (als bruidjes) in witte jurkjes.
Onder een baldakijn of draaghemel, op stangen door vier mannen gedragen,
schreed de pastoor in een prachtig kazuifel voort, terwijl hij de hostie, het
Allerheiligste, in een monstrans in zijn handen hield (5). Deze optocht van religieuzen en leken ging over met bloemen
bestrooide wegen en langs met berkentakken versierde huizen, begeleid door
muziekkapellen, schuttersgilden, kerkkoren en andere plaatselijke verenigingen (6). In de Duitstalige gebieden werd ommegang
omstreeks de vijftiende eeuw gekoppeld aan de veldprocessies. De processie
volgde een bepaalde vaste route en stopte meestal op vier plaatsen. Vervolgens gaf een priester de zegen
voor voorspoedige groei van het gewas en een goede oogst, waarbij ter
ondersteuning steeds het begin van de vier evangeliën werd gelezen(7).
In Wehl bijvoorbeeld gaat de sacramentsprocessie nog steeds
over de inmiddels volgebouwde velden naar het hagelkruis.
Ook het dorps- of stadsbestuur speelde een rol bij de
sacramentsprocessie en regelde bijvoorbeeld de verplichting van de poorters om
deel te nemen. Zo gaf het stadsbestuur van Zevenaar uitvoering aan haar
verplichting en trakteerde de vier mannen, die in 1619 tijdens de grote
processie de orde moesten handhaven, op 16 liter "dick biers" (8). In een akte uit 1670 staat het volgende te
lezen: "Die poorters up heilig Sacramentsdach als oick up kermis die
processionen bijwoont, verteert ten huise van Jacob Everwin, waarbij ingetage
enigh witt bier".
Speciale processies
Op de feestdag van de
patroonheilige van de kerk, op de dag van de kerkwijding, die in een bepaalde
kerk bijzonder werd vereerd, werden ook wel processies gehouden. Landelijk
bekendheid geniet de reeds genoemde processie te Laren (NH). De omgang wordt
ter ere van Sint Jan, de kerkpatroon, gehouden.
Ook in de Achterhoek en Liemers zijn dergelijke processies
bekend. In Winterswijk werd in de 16e eeuw op25 juli de St. Jacobusprocessie ter ere van de
patroonheilige van deze plaats.
In Steenderen werd op 20 juni (kermisdag) een
processie met een beeld van Onze Lieve Vrouw gehouden en ook in Hoog-Keppel moet
ook een Maria-omdracht gehouden zijn (9).
Tot 1888 was er een processie in Duiven op de laatste
zondag in september, voorafgaande aan het feest van de kerkpatroon Sint
Remigius, op 1 oktober. Deze processie is een maand naar voren geschoven (10). In Vragender werd ook een processie
gehouden zonder het H. Sacrament, maar wel omstreeks 7 augustus met een beeld
van Sint Donatus. Deze heilige gold als de schutspatroon tegen onweer en als
beschermer van de oogst(11).
Na de Reformatie
De Hervormers in de 16e eeuw beschouwden processies als
uitwassen die de aandacht van de werkelijke godsdienst afleidden. Niet alleen
verdwenen met de Beeldenstorm rijke kunstschatten uit de kerken, maar het werd
ook verboden om processies te houden. Toch bleek de religieuze behoefte om
processie te houden niet zo maar te onderdrukken. Het is bekend dat op
verschillende plaatsen een sobere vorm
genaamd Stille Omgang de plaats innam
van de eens plechtige processies door steden als Den Bosch, Amsterdam en
Alkmaar.
De Amsterdamse Stille Omgang is in plaats gekomen van de
eertijds gehouden plechtige processie in de maand maart, ontstaan naar aanleiding
van een wonder (het ongedeerd blijven van een geconsacreerde hostie in
haardvlammen) uit het jaar 1345. Reeds in 1360 werd deze Amsterdamse processie
gehouden.Toen de processies verdwenen bij overgang van de stad naar de Staten
Generaal in 1578 -de zogenaamde Alteratie -, bleven trouwe gelovigen de
vroegere bedeweg in stilte afleggen.(12)
Processies en de kerkelijke situatie in de Achterhoek.
Met het uitbreken van de Opstand tegen Spanje zakte ook de
bestaande katholieke kerkelijke structuur in. Ofschoon daarmee de katholieken
nagenoeg uit het dagelijkse beeld leken te zijn verdwenen, bleven grote groepen
gelovigen trouw aan de oude kerk. Dat was ook het geval in Oost-Gelderland.
waarvan grote delen sedert 1581 onder bestuur van de Statem-Generaal vielen
maar bepaalde gebieden niet. Zo behoorde Groenlo en omgeving tot het Bisdom
Munster, totdat de vesting op het einde van de Tachtigjarige Oorlog door de
Staten-Generaal werd veroverd. Vanaf dat tijdstip was het katholieke geloof er
verboden.
Ook in de Kleefse enclaves, de Liemers, Huissen en Wehl, kon
het katholieke geloof in vrijheid uitgeoefend worden. Velen uit de wijde
omgeving van deze "buitenlandse" steden en dorpen trokken in de 16e,
17e en 18e eeuw daarheen om in vrijheid aan hun godsdienstige verplichtingen te
kunnen voldoen. Dat men dit in protestantse kring met lede ogen moest aanzien,
blijkt uit opmerkingen tijdens de vergadering van de Oost-Gelderse Classis, op
15 maart 1914 te Zutphen. De dominees van Didam en Westervoort brachten ter tafel
dat de
"inwoonderen der steden Doesburg, Doetinchem, 's
Heerenberg en die van het platteland
Paepse Godsdiensten bijwoonden te Wehl, te Emmerich en te
Anholt".
Protestanten vonden ook de processies een "gruwelijk
volksvermaak", vooral vanwege allegorische voorstellingen die op karren
werden getoond en wegens de
toneelstukjes die aan het slot van de stoet werden gespeeld.
In de loop van de zeventiende eeuw werden de godsdienstige
regels versoepeld en ontstonden ook in de Achterhoek katholieke schuil- en
schuurkerken. Dit type geloofsbeleving ontbeerde natuurlijk totaal pracht en
praal van pastores, prelaten in kerk en daarbuiten, plechtig klokgelui,
begrafenisstoeten met het kruis voorop, processies, enzovoort. Al met al levert
dit een beeld op van de Achterhoek met het ene dorp dat nagenoeg in zijn geheel
katholiek bleef, het andere dat geheel protestants werd, en dorpen met een
gemengde bevolking. Dit beeld zou tot ver in de 20e eeuw gehandhaafd blijven.
Een periode van een zekere verlichting voor de katholieken
vormde de aanwezigheid van Franse troepen in de jaren 1672-1674. De
roomsgezinde hadden verwacht, dat zij deze vrijheid van godsdienst ook na de
aftocht van de Fransen zouden behouden. Zij hadden tijdelijk de terugkeer van
de oude glorie van hun Kerk beleefd, de triomf van de Kerk van hun dromen.
Grensstreek
De ligging van veel Achterhoekse dorpen op niet al te grote
afstand van het Munsterland of Kleefsland bood aan de ka6tholieken gelegenheid
om daar aan godsdienstoefeningen deel te nemen. Zo kwamen in 1660 zo'n
tienduizend mensen uit de Nederlandse grensstreek op grote feestdagen naar Zwillbrock
om er de H. Mis horen en deel te nemen aan de openbare processie. De gelovigen
uit de omgeving van Rekken, Eibergen, Neede en Haaksbergen gingen voor hun
kerkgang naar Oldenkotte en namen daar vanaf 1657 deel aan de
sacramentsprocessie.(13)
Elk jaar wordt op de eerste zondag na sacramentsdag nog in Suderwick
bij Dinxperlo een processie gehouden. Bijzonder is dat de route voor een
deel over Nederlands gebied loopt, namelijk over de Heelweg te Dinxperlo. De
St-Michaelparochie in Suderwick maakt daarbij gebruik van een oud recht en
mocht ook in de dagen toen het processieverbod nog streng gehanteerd werd, over
het Nederlandse deel van de Heelweg gaan. Op de plaats waar nu de St-Michaelkerk
staat, werd in 1676 een kapel gebouwd. Dit was een der vele zogenaamde
grenskerkjes welke de bisschop van Munster in het
grensgebied liet bouwen ten behoeve van de rooms-katholieken op Gelders gebied.
Vermoedelijk is kort na de stichting van
de kapel de eerste processie gehouden. Het is haast vanzelfsprekend dat
die processie ergernis opwekte bij de predikanten van Dinxperlo uit die tijd.
In de kerkenraadnotulen van 16 april 1698 staat het volgende: "Vorders
heeft den Pastor gevraeght of den Heelwech eygentlyck geheel onder
Gelderland behoorde of half?De E. Kerckelijke Vergaaderinghe hebben geantwoort, dat denselven geheel onder Gelderland behoorde, maar
dat die van Munsterland vijf voed gravens daer aen recht hadden, soo dan het
mede moeste geweert worden die van het Pausdom niet door den Heelwech, maer
over haer eygen land met haer Processien moeten gaan" Een jaar later
klaagde de predikant dat er op het gereformeerde kerkhof in Dinxperlo werd
gebeden voor de afgestorvenen en "dat sij haeren broodgod in Processien
over den Gelderschen bodem komen dragen. (14)
Omtrent 1710 werd vlak over de grens bij Aalten in Hemden
de Kreuzkapelle verbouwd. De Kreutzkapelle was
oorspronkelijk gesticht "tot troost en ten behoeve van de verlaten
schapen" uit de naburige Oost-Gelderse plaatsen. Maar niet alleen de
inwoners van Aalten, Bredevoort en Lichtenvoorde maakte gebruik van de kapel, ook de omwonende Hemdenaren gingen er
ter kerke, hoewel ze eigenlijk tot de grote kerk van Bocholt behoorden. In 1766
ontstonden er problemen tussen de Hemdenaren en de kerkgangers van over de
grens. De oorzaak was een processie. Tot dan toe werd door de kerkgangers van
de Kreutzkapelle gezamenlijk tweemaal per jaar een processie met het
Allerheiligste gehouden en wel op de tweede zondag na Pinksteren en op de
zondag die direct volgde op het feest van de Kruisverheffing
(14 september). Deze processies trokken ook veel mensen uit
de omliggende buurtschappen aan, niet in de laatste plaats omdat tijdens de processie aflaten konden worden
verdiend.
Bij de eerste processie droegen de jongelui uit Hemden
gewoonlijk de processiehemel (een baldakijn) boven het Allerheiligste en het
beeld van de maagd Maria. De andere processie moest het zonder stellen.
Tijdens de verbouwing
van de kapel hadden de jongeren van Hemden geld geschonken voor een hemel voor
de processie op Sacramentsdag. Omdat het bedrag niet toereikend was, besteedde de pastoor het geld
aan de kerkenbouw. In 1714 schonken twee Gelderse jongeren ook een bedrag voor een hemel.
Ditmaal werd het ontbrekende deel uit de kerkkas betaald. Om te voorkomen dat
er onenigheid zou ontstaan over de vraag wie de hemel mocht dragen, kwam
pastoor Winckes tot een soort van Salomonsoordeel: zolang er geen alternatief
w3as, zouden twee jongelingen uit de parochie en twee jongelingen uit Hemden
gezamenlijk de hemel dragen.
Gezien het bovenstaande was de situatie in de loop van de
tijd veranderd en hadden de Hemdenaren zich het alleenrecht van het dragen
toegeëigend. Nu wilden echter ook de
Gelderse katholieken -de eigenlijke parochianen - bij de
processie een baldakijn.Toen ze op de
dag van de processie met hun nieuwe hemel en hun nieuwe vaandels bij de
Kreutzkapelle verschenen, werden zij opgewacht door een groep gewapende
Hemdenaren. Zij hadden postgevat voor de deur van de pastorie. Ondanks
kalmerende woorden en zelfs dreigementen weerhielden ze de Gelderse katholieken
ervan om hun plaats in de processie in te nemen. Verward en boos over het
agressieve optreden werd de processie ontbonden en de monstrans met het
Allerheiligste terug in het tabernakel gebracht. Daarna trokken de katholieken
zich terug in een tegenover de kerk liggend huis, uit vrees voor escalatie.
Daarmee keerde de rust echter niet terug. Het opgewonden volk eiste dat de
teruggetrokken Gelderse katholieken uit het huis kwam. Om problemen te voorkomen, hielden de
Geldersen zich kalm. Een van de opstandingen vuurde een schot op het huis af.
De kogel raakte de rok van een van de Gelderse kinderen.
Na afloop bezon de Bocholtse kerkenraad zich op het
gebeurde. De talloze vijandelijkheden, onlusten en schandalen die nog diezelfde
dag hadden plaatsgehad, deden het ergste vrezen voor de komende processie in
september. Daarom namen de Bocholtse kerkelijke beambten de kwestie hoog op en
speelden de zaak door naar de aartsbisschop. Deze, tevens bisschop van Munster,
bepaalde dat het schandaal zo snel mogelijk en op passende wijze uit de wereld
geholpen moest worden. Een plaatselijke rechter deed uitspraak dat terstond
allen die de Geldersen hadden verhinderd om de baldakijn en het Mariabeeld te
dragen, voor vier dagen op te sluiten. De schutter moest zelfs veertien dagen
lang op water en brood brommen. Tot slot bepaalde de rechter dat er bij
voorkomende gevallen met vier jaar tuchthuis moest worden gestraft. Deze
beschikking moest zowel in de kerk van Bocholt als in de Kreutzkapelle worden
opgehangen (15).
Achterhoek
Processies en ander openlijke religieus vertoon van
Rooms-katholieken in dorpen en steden waar het was toegestaan, waren vaak een
doorn in het oog van reformatorische christenen.
Zeker als er druk werd
uitgeoefend op hen om met roomse gebruiken mee te doen, zoals afnemen van de hoed bij het passeren van het
H.Sacrament tijdens een processie of het verplicht versieren van huis en hof.
De akten van de Zutphense
classis van 21en 22 augustus 1672 wordt melding gemaakt van het pesten van
protestanten in Groenlo. Gebruikmakend
van de herwonnen (tijdelijke) godsdienstvrijheid met de komst van de
Fransen in dat jaar, had men in Bredevoort en Groenlo processies
gehouden. Ook de protestantse medeburgers werden op straffe van een som gelds
verplicht hun huizen te versieren. "Gravamen (bezwaar) van de
kercken van Groenlo ende Bredevoort. Terwijl bij de omdrachten (processies)
de leden van de Gereformeerde Gemeijnte in de voorseijde plaatsen bij poene (op
straffe van boete) belast worden hare huijsen met palmen te besteecken ende
straten met groen te bestroijen, soo wort gevraeght hoe sich hierin te gedragen.".
Dat het niet bij woorden
bleef, maar zelfs tot handtastelijkheden kwam, bleek in Gendringen in de
jaren dat er onder franse bezetting een zekere vrijheid voor de katholieken
was.
Pastoor Pinckers van Anholt
hield in 1673 een feestpredikatie ter gelegenheid van de grote
sacramentsprocessie in Gendringen. Hij preekte over het werkelijk aanwezig zijn
van Christus in het Sacrament des altaars. Dat streek geweldig in tegen de
haren van Hendrik Meilink van de gereformeerde gemeente van Gendringen. Meilink
publiceerde onmiddellijk een tegenpamflet, waarop pastoor Pinckers weer
terugsloeg met een boek, opgedragen aan graaf Oswaldus van Bergh, waarin hij
alles wat de dominee beweerde stevig de grond in boorde.
Al dat geschrijf was
aanleiding voor een aantal gereformeerde Gendringenaren om de Anholtse
sacramentsprocessie te gaan verstoren. Zij deden dat, gesteund door Didammers,
op Sacramentsdag 1678. De Anholtenaren, gewaarschuwd door de
"grenstamtam", trokken de aanvallers tegemoet en bij Pannenbäcker
(nog steeds een kroeg) kregen de Achterhoekers ongenadig op hun donder. Ter
nagedachtenis aan deze "veldslag" werd tussen 1679 en 1823 elk jaar
een veldprocessie naar de grens gehouden en preekte de Nederlandse pastoor
bij de Calvariegroep. Gelukkig is het
geschil, na lange tijd, weer bijgelegd.
De sacramentsprocessie bleef
voor iedereen een gebeurtenis. Alle huizen in de straten, waar de processie
langs trok, waren met "meien" (berkentakken) versierd, ook die van gereformeerden.
Maar - zo lezen wij in een rapport van gereformeerde zijde - zij waren daartoe
verplicht: als zij niet meededen, zouden represailles genomen worden (16). Er is helaas maar één maal zo'n groot
feest geweest. Toen het jaar erop weer Sacramentsdag werd gevierd,
hadden de Fransen het bezette
gebied al weer ontruimd en gingen de kerkgebouwen en pastorieën over naar de
gereformeerden.
In de 18e eeuw bleef de sfeer
tussen katholieken en protestanten gespannen. Priesters men bezochten de in
diaspora levende katholieken en soms werd in een afgelegen gehucht een
kerkdienst met processie gehouden. In de Classisvergadering te Zutphen kwam in
1707 daarover een ernstige klacht ter tafel, "... dat op de dag van
Portiuncula (17) geweest den 2de
augustus aan het Hanevelt, boerschap
Berchem onder het Scholtampt Lochem onder een groote bijenkomst van Roomsgesinden
vier papen sig hebben laten vinden om de Biecht te hooren, namelijk die van
Zutphen, Baak, Middeler en nog een vierde, dewelke ook bijna op de wijse van
een processie en opentlijk singende de wegen langs gegaan hebben."
Met het herstel van de Katholieke
Hiërarchie in 1853 begon een proces van katholieke bewustwording en
emancipatie, dat vooral na de Tweede Wereldoorlog leidde tot een feitelijke
gelijkstelling en een toleranter klimaat tussen de kerkgenootschappen. In de
overwegende katholieke dorpen van de Achterhoek trokken dan ook ná 1945 de
sacramentsprocessie met veel luister en vertoon over de openbare wegen. In Doetinchem
vierde het feest van het H. Hart van Jezus (vrijdag na de tweede zondag na Pinksteren)
met een plechtige H. Mis, gevolgd door een sacramentsprocessie op het kerkplein
van de O.L.Vrouw ten Hemelopnemingskerk. Op 15 augustus werd een processie met
het Mariabeeld gehouden. Dat was vooral in de jaren na 1945, als dankbetuiging
aan God omdat de kerk in de oorlog gespaard was gebleven. (18)
Omstreeks 1955 was er te Gaanderen,
aansluitend aan het Veertigurengebed een processie. De stoet trok vanuit de
kerk over de openbare weg naar een rustaltaar, opgesteld achter de school. Daar
werd gepreekt en de zegen gegeven.
In Kilder trok de
sacramentsprocessie omtrent 1920 door de pastorietuin. Kilder had het recht om
door de velden te trekken nooit gehad. Pastoor van Weerdenburg (1938-1952)
begon met de veldprocessie zonder toestemming te vragen. Onder zijn opvolger
pastoor Korrel (1952-1969) is de processie om vage redenen afgeschaft.
In het dorp Etten was
er tot ongeveer 1940 op de zondag na Sacramentsdag een processie, die door de
Strik en de wei van Helmes trok.
In Netterden dateert
een oude processietraditie al aan het eind van de zeventiende eeuw.
Parochianen in Netterden en
Vasselder-Veldhunten hielden processies over de openbare weg en op het terrein
van de kerk.
In 1955 kon in Megchelen
weer onder grote belangstelling voor het eerst de sacramentsprocessie door de
nieuwe buurten langs de huizen door dit plaatsje trekken. Bij de bevrijding
werd Megchelen dermate verwoest, dat van een dergelijke plechtigheid tien jaar
moest worden afgezien.
Ulft/Oer hield haar
jaarlijkse processie in de pastorietuin en dit geschiedde ook in Gendringen,
waar de pastoor al in 1787 een monstrans had aangeschaft.
Op zondag na Sacramentsdag
was er te Ruurlo een processie, die over het kerkhof ging.
In Terborg trok in de
jaren vijftig de jaarlijkse sacramentsprocessie van de kerk over de grote weg
naar de tuin van het ziekenhuis.Van reformatorische zijde werd geprotesteerd
tegen deze religieuze optocht.
De sacramentsprocessie, die
volgens kroniekschrijver W.P. Vemer "in grote luister" ruim zeven
eeuwen in Groenlo was gehouden, hield op in het midden van de jaren
zeventig.(19)
De Aaltense katholieken
hielden gewoonlijk een processie in de tuin van de pastorie.
De parochies in
Lichtenvoorde Zieuwent en Harreveld organiseerden op de eerstkomende
na Pinksteren processies.
In Meddo trok de jaarlijkse stoet van bruidjes en
geestelijken langs de openbare weg en om de kerk in het processiepark. Ook in Winterswijk
werd een ommegang gehouden.
In Zutphen was een plechtige omgang met het H.
Sacrament rondom de St-Janskerk.
In Groenlo, Lochem en Borculo bleven de processiegangers
op eigen terrein, evenals die bij het Franciscanerklooster te Kranenburg
bij Vorden.
In Neede hielden de katholieken een
sacramentsprocessie en ook in Rietmolen, waar men processiegewijs door
de pastorietuin en over het kerkhof schreed. Er werd gepreekt onder de grote
boom nabij de Lourdesgrot.
In de omgeving van de kerken van Drempt, Olburgen,
Steenderen, Wichmond, Keijenborg en Hengelo waren in de eerste helft
van de 20e eeuw overal nog sacramentsprocessies te zien. Vanuit de kerk trok de
processie in Baak naar het kasteel.
De Liemers
In de Liemers, in de gemeente Zevenaar, Duiven ,Wehl en het
dorp Lobith, werden openbare godsdienstoefeningen binnen gebouwen en besloten
plaatsen, volgens artikel 177 van de grondwet voor het Koninkrijk der
Nederlanden, wel toegelaten.
De processiekwestie zou Nederland zo'n anderhalve eeuw bezig
houden. In de negentiende eeuw, na herstelling van het kerkelijk gezag, zouden
er steeds discussies ontstaan over de
openbare processies. Een vereiste kamermeerderheid van tweederde werd nooit
verkregen,
zodat officieel niet werd afgeweken van de bepaling die in
de grondwet waren vastgelegd.
Dat neemt niet weg dat in vele dorpen eigengereid met het
processieverbod werd omgegaan.
In onze tijd is een zeker evenwicht ontstaan, zeker in de
Liemers en de grensgebieden van de Achterhoek (20).
Zo heeft Westervoort in de jaren zestig van de 20e
eeuw sacramentsprocessies rondom de St. Werenfriduskerk gehouden.
Didam, Nieuw-Dijk en Loil
In Didam werd de dorpskerk, die op bevel van gravin
Magdalena van den Bergh gesloten was, in afwachting maarregelen van de Franse
bezetting weer voor de katholieke eredienst bestemd. De kerk werd in opdracht
van kardinaal de Bouillon opnieuw gewijd en wel door pastoor Paulus Nelissen
uit Wehl, op zondag na Sint Victor, op 28 juli 1672. Ze werd toegewijd aan de
apostelen Petrus en Paulus. Katholiek Didam kon weer ongehinderd de H. Mis
bijwonen in de oude dorpskerk, en op Sacramentsdag en Kerkwijdingzondag trok de
processie door het dorp. De Didamse katholieken hadden
slechts twee jaar (1672-1674) de beschikking over de dorpskerk. De Franse
troepen zagen zich in april 1674 genoodzaakt om het grondgebied van de
republiek te verlaten. Didam stond toen weer onder Nederlands gezag en het was
uit met de heerschappij der "Roomsgesinden".
De gravin Van den Bergh heeft blijkbaar niet meteen de kerk
opnieuw aan de gereformeerden ter beschikking gesteld, in de hoop dat de
rooms-katholieke godsdienstvrijheid in het Berghse gebied gehandhaafd zou
kunnen blijven. Zo kon de pastoor, pater Matthaei, met zijn parochianen nog
enige tijd gebruik maken van de kerk. Hem werd eermalen opgedragen om het
gebouw te ontruimen maar daar gaf hij geen gevolg aan. Op een zondag in 1674
deden soldaten van het in Zutphen gelegerde garnizoen een inval tijdens de
eucharistieviering. De verzamelde gelovigen namen een dreigende houding aan en
de soldaten trokken zich terug in de pastorie. Vanuit ramen en deuren beschoten
zij de kerkgangers, van wie sommige gewond raakten. De pater ging na het
afmarcheren van de troepen, toen de rust was teruggekeerd, door met de H. Mis
en na afloop trok de processie om de kerk, want het was Kerkwijdingzondag.
De kerk bleef natuurlijk niet in rooms-katholieke handen,
maar werd overgedragen aan de gereformeerden (21).
In 1948 hielden de parochies van Didam en Nieuw-Dijk
jaarlijks een processie met het Heilig Sacrament over de openbare weg. De stoet
vertrok in Didam vanuit de St. Martinuskerk door de Kerkstraat en het kerkhof,
door de Deken Reuvekamplaan weet terug en via de Piuskloostertuin naar de kerk.
Erebogen stonden opgesteld op het kerkplein, het kerkhof, in de kloostertuin en
in de Polstraat.
In Nieuw-Dijk hield men de sacramentsprocessie op het
feest van de parochiepatroon, St. Antonius van Padua, op 13 juni. Deelnemers
waren onder meer de zusters van het Albertus- en Piusgesticht, de fraters van
het Martinushuis en de Arnhemband van de verkenners. Vier rustaltaren (de evangeliën
symboliserend) stonden langs de Meikamerlaan, de Bos- en Smallestraat. In 1971
stopte de jaarlijkse processie alleen nog bij Raben in Didam. In
Nieuw-Dijk werd in 1977 nog wel in de open lucht een H. Mis
opgedragen, maar de processie bleef achterwege. (22)
In Loil houdt de parochie al vanaf 1913 processie op
de zondag na Sacramentsdag door de pastorietuin en over het kerkhof. In 1957
werd deze processie gecombineerd met het schuttersfeest en is deze traditie in
de Loilse parochie in stand gehouden.
Bergh
In 1931 waren er moeilijkheden omtrent de gewoonte van de
pastoor van 's Heerenberg om zich bij een begrafenis met zijn
misdienaars in vol liturgisch ornaat achter de lijkstoet door de
Molenstraat naar de begraafplaats te
begeven. Strikt genomen was dit wettelijk verboden en het overtreden gebeurde
dan ook nergens op zo'n opvallende wijze. Er werd proces-verbaal opgemaakt,
maar de rechter verleende geen rechtsingang. Toen wendde men zich tot het
ministerie van justitie, dat de pastoor langs indirecte weg de raad gaf om op
deze wijze toch maar niet voort te gaan. De zaak zou in de Tweede Kamer terecht kunnen komen en dat was
voor een goede verstandhouding tussen de regeringspartners - de R.K.
Staatspartij en beide protestants-christelijke partijen - niet bevorderlijk.
"Protestants Nederland was weer gered in het bijna uitsluitend katholieke
's Heerenberg"schreef pastoor Rademaker aan het slot van zijn relaas ietwat sarcastisch spottend (23) , In 1937 trok een grote stoet Witte
Paters van Kardinaal Lavigerie, begeleid
door muziekkorpsen en lieftallige bruidjes, door de Molenpoortstraat de 's
Heerenberg binnen. De paters, die hun scholasticaat in het St. Bonifatiushuis vestigden, volgden de
jezuïeten op, die in 1910 hun robuuste klooster dichtbij de grens hadden
gebouwd. De paters en hun klooster vervulden een belangrijke rol in de Berghse gemeenschap.
In de naoorlogse jaren zou het klooster landelijk bekendheid krijgen door de
Stichting Gouden Handen (nu inmiddels weer verdwenen). In de periode van de
Witte Paters werd in oktober, de Rozenkransmaand , in de paterstuin een
lichtprocessie gehouden, met onder meer gidsen, verkenners, kajotters en
schoolkinderen. Bij de kloosterpoort stond steevast een grote teil met water
klaar om de brandende fakkels te doven."(24)
Rond 1920 trok de processie met bruidjes, rozenkransbidders
en begeleid door gedragen muziek van de harmonie door het dorp Beek over
de St Jansgildestraat naar de school, waar een rustaltaar stond opgesteld.
Nadat van overheidswege bezwaar was gemaakt tegen het gebruik van de openbare
weg, werd er nadien alleen rond de kerk en over het kerkhof processie gehouden.
In de herziene Grondwet van 1983 stelt artikel 6, lid 2
onder ander: "De wet kan terzake van de uitoefening van dit recht
buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de
gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van
wanordelijkheden" In 1988 zou
de Wet Openbare Manifestaties (20 april 1988) de beslissing hierover voortaan
bij het plaatselijk gezag leggen.
Wehl, Duiven, Groessen en Loo
Sedert honderden jaren er in Wehl onafgebroken
jaarlijks processie gehouden. Na de H. Mis werd op de kermisdagen een processie
en een jaarmarkt gehouden.
Op 25 september
1852 legde de gemeenteraad van Wehl de markten en (openbare) processiedagen
precies vast: de maandag na Drievuldigheidszondag en de maandag na de eerste
zondag in september. De voorjaarsprocessie, "Wehlse Umdracht"
genoemd, werd op Drievuldigheidszondag gehouden. Dat is de eerste zondag na Pinksteren. Op gelijke wijze ging op de eerste zondag in september de
processie naar het Hagelkruis. Na afloop trokken de inmiddels geopende
kermisvermakelijkheden en het kermismaal de nodige belangstellende. Jan Diesveld, in 1881 geboren
in Achter-Wehl, beschrijft de Wehlse
Underdag (dag van de Umdracht en de processie) gevoelig in zijn boek
"Narus van Veen"(25).
Ups en downs hebben
vaak het voortbestaan van de Umdracht in gevaar gebracht, maar in 1999 kon men
desondanks in een bericht in het parochieblad De Echo lezen: "... de
processie is in deze regio tot een bijzonder gebeurtenis uitgegroeid. Dat zie
je ook aan de kerkgangers. Een aantal onbekende gezichten, die de bijzondere
gebeurtenis willen meemaken. De Wehlse processie heeft een regionaal karakter
gekregen."
In plaats van een
voor- en najaarsprocessie, houdt men thans eenmaal in september de Wehlse
Umdracht. Het ene jaar naar het Hagelkruis en het andere jaar naar de
voormalige boerderij "Diepenbroek".
Half juli is er in Nieuw-Wehl de sacramentsprocessie als deel van het parochiefeest en de kermis. In
Wehl is alles wel iets groter van opzet,
maar de parochianen in Nieuw-Wehl zijn trots op hun processie (26) .
De pastoor van de
St. Remigiusparochie in Duiven kreeg in 1754 een bedrag van fl. 20,- voor
het trakteren van de buurtgeestelijken tijdens de kermisdagen. zij assisteerden
tijdens
de processie op de
laatste zondag in september, voorafgaande aan het feest van de kerkpatroon, op
1 oktober (27).
Anderhalve eeuw later werd nog altijd een gehouden. Een oud-inwoner van Duiven vertelde
in 1952 in een streekblad (28) hoe hij omstreeks
1900 de processie te Duiven had meegemaakt:
Geboortig uit Duiven,
een der weinige uitverkoren en bevoorrechte plaatsen in ons lieve vaderland,
waar een openbare sacramentsprocessie nog gehouden worden, moet ik elk jaar met
genoegen en stichting terugdenken aan die zo met het dorp en mijn jeugd
onverbrekelijk verbonden plechtigheid: het feestelijk
"gruungemaakte" en bevlagde dorp, de processieweg om de havezate de
Ploen en de Woerd met "meien" afgezet, de rustaltaren, de geur van
bloemen en wierook, die ik als misdienaar uit de eerste hand had, de vele
priesters in het wit en paramenten, de oude "vaandels", de fanfare,
de terugkeer op de rijksstraatweg in de kom van het dorp bij het toenmalige Instituut
Geubbels, de dichte kramen en kermisspullen en het laatste rustaltaar in de
vestibule van het huis van "Otten de brouwer", waar pastoor Rutjes
uit Angeren het "Liber Generationis Jesu Christi, filii David,
filii Abraham" met sonore stem indrukwekkend ten
gehore bracht. Er is sinds de tijd, waarin ik achtmaal als misdienaar de
processie meemaakte wel een en ander aan de plechtigheid veranderd en
verbeterd, maar het zal wel een hoogtepunt gebleven zijn van het kerkelijk
leven in de parochie.
Langs de malse weilanden van het Broek drongen door de
fanfare, de gezongen liederen, het rozenkransgebed en het ruisen der peppels de
klanken van de "beierende" kerkklokken.
Dat "beieren"
was onze carillonbespeling. Aan "beieren" heb ik mij nooit
gewaagd; ik kon wel "kleppen" en luiden en deed dat herhaaldelijk,
aan het ene dikke touw van de meest gebruikte klok en soms aan de twee dunnere
van de andere.
Het moet omstreeks de dood van Deken Westerman of althans
omstreeks 1900 geweest zijn, dat ik mijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen om
eens te zien, hoe dat "beieren" in zijn werk ging. Veel indruk maakte
het blijkbaar niet, al blijft mij een vage voorstelling bij van aan elkaar
verbonden klepels.
Drie generaties waren de Starings broedermeester. Met
sjerp en staf waren zij in de stoet markante verschijningen; mede
verantwoordelijk voor ordelijk verloop van de processie".
De belangstelling voor dit eeuwenoude kerkelijk feest is nog
steeds groot. Ook vele niet-kerkelijke komen kijken.
Op 15 augustus 1956 trok in Duiven voor de hoogmis nog een
kleine processie met het Allerheiligste rondom de kerk en over de straat. De
processie die elk jaar op de laatste zondag van augustus door een deel van
Duiven trekt, is niet alleen een aardig stukje folklore. Zij speelt een
belangrijk rol in het leven van menig Duivenaar.
In het midden van de 16e eeuw wordt het houden van
processies in Groessen vermeld. De Grote Omdracht in Groessen vindt jaarlijks
op Drievuldigheidszondag, de zondag na Pinksteren plaats. Omstreeks 1910 werd
de processie steeds luisterrijker. Dat kwam onder meer door de invloed van de
bekende paus Pius X die een groot vereerder van het H. Sacrament was en sterk
de veelvuldige communie voor kinderen vanaf 7 jaar bevorderde.
De processie in Groessen trok en trekt in ongeveer een uur
vanuit de kerk volgens een traditionele route door het dorp en weer terug naar
de kerk, waarbij het Allerheiligste wordt rondgedragen langs de huizen en de
velden. In 1989 waren er ruim 450 personen, die aan de processie deelnamen.
Op 10 juni 2001
(Drievuldigheidszondag) droeg in Groessen een vrouwelijke pastor de monstrans.
Misdienaars, acolieten en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders liepen er
omheen. In de Liemers zijn het meestal de vendeliers van de schutterij, die het
baldakijn
(met eronder de pastor) escorteren. De belangstelling voor
de processie in Groessen is de laatste jaren niet minder geworden.
Het Loofeest, gehouden vanwege de verering van O.L.Vrouw van
het H. Hart (29)
in Loo, werd sinds ca. 1875 tot ongeveer 1960 gevierd op
de laatste zondag van juli. Er was een plechtige hoogmis, opgedragen door de
pastoor. Daarna hield, ongeveer sinds 1899, een missiepater (MSC) uit Arnhem
een lange preek, bij slecht weer in de kerk, bij goed weer in het bosje (30). Het buske was toen nog in de
oorspronkelijke staat met in het midden een vijver en daarachter een bult,
waarop een groot H. Hartbeeld stond met zijwaarts uitgestrekte armen. De
predikant stond op deze bult, bij het voetstuk van het beeld, en de parochianen
stelden zich op rond de vijver. Na de preek werd een sacramentsprocessie gehouden, over het kerkhof en achter door het
buske langs de Mariakapel. Op zondag 31 juli 1949 werd er in Loo een kleine
sacramentsprocessie gehouden in het bosje met predikatie door een pater
Kapucijner. Deze processie werd telkenjare gehouden ter ere van O.L. Vrouwe van
het H. Hart. Er vonden toen ook bedevaarten naar Loo plaats vanuit de
omringende parochies (31).
Het Loofeest raakte in onbruik in de tijd van pastoor
Dellemijn, maar het is niet exact bekend in welk jaar. In 1997 werd opnieuw
begonnen, na het lof, met mini-processies in de maanden mei en oktober. De
Looënaren en gelovigen uit Duiven en Groessen liepen van de kerk naar de Mariakapel op het kerkhof (32). Het
H. Hartbeeld is vervangen door een simpel houten kruis.
Op de zondag na de 15 augustus (Maria Hemelvaart) nemen de
inwoners van Loo en de van geboorte Looënaren deel aan de jaarlijkse processie
en kermis.
Zevenaar
Omstreeks 1580 begon de officiële onderdrukking van het katholicisme binnen
het gebied uitgespeeld te zijn. Maar een
grote meerderheid van de bevolking bleef - in alle stilte - trouw aan de
moederkerk. Het door de staten bezet gebied werd een missieland. Apart van deze
ontwikkeling stond het aartspriesterschap Kleef en Bergh, de oude proostdij
Emmerik.
Tot dit gebied behoorden in de Liemers Zevenaar,
Oud-Zevenaar, Wehl, Groessen, Duiven en Loo. Het Kleefse gedeelte (aanvankelijk
onder het hertogdom Kleef, later onder Brandenburg behorend) maakte deel uit
van het aartsbisdom Utrecht, het Berghse deel was bij het bisdom Deventer
ondergebracht. In het Kleefse deel kon men ongehinderd de katholieke godsdienst
blijven uitoefenen. Van heinde en verre kwamen de mensen bijvoorbeeld in de
zomer van 1666 naar de processie in Zevenaar. De apostolische vicaris van de
Hollandse missie, Joannes Baptisia van Neercassel (1623-1686), bezocht tijdens
zijn vormings- en visitatiereizen Zevenaar. Hij nam deel aan de jaarlijkse
sacramentsprocessie, hield een preek en droeg de monstrans met de gewijde
hostie (het Allerheiligste) door de met meien versierde stad.
Gereformeerde christenen protesteerden in 1688 tegen de
"aanmatigende houding van de katholieken"
Op 5 juli 1688 klaagde de protestantse weduwe Böseke dat
Heemraad Becher haar zoon de vorige dag, toen hij bij het passeren van de
Zevenaarse processie zijn hoed niet wilde afzetten en dat ook op zijn verzoek
weigerde, met geweld de hoed van zijn hoofd werd getrokken en op straat
geworpen.In 1723 werd een incident uitgelokt om aandacht voor een slepende
kwestie te krijgen. In een akte is te lezen:
"Ist ein Bürger zu Sevenar Joseph Haverman weil er
im vorbeygehen der Procession von seiner Hausfrau auf ein Bäncklein Weyrauch
hat brennen lassen in 5 Goldgulden strafe condemnierd worden" (33)
Tijdens de Contrareformatie kreeg de processie het karakter
van een martiale demonstratie van katholieke vroomheid. In de baroktijd kreeg
de omgang haar overdadige vorm.
In het blad De Post van 5 juli 1906 stond een tamelijk
uitgebreid en zwierig verslag van de plechtige omdracht: "Wanneer wij die
uitgelezen schaar van gelovigen en gezalfden des Heren, in hun midden dragend
de God der Heerscharen, het lustig beieren der klokken
en de schone melodieën der fanfare, in aandachtig gebed verzonken
zien voortschrijden door de kwistig met groen en bloemen, altaartjes en
erebogen versierde straten, maakte dat zowel op de ingezetenen als vreemdeling
een niet te beschrijven indruk, getuigenis gevend van een groot geloof en ware
godsdienstzin."
In de periode van het interbellum (1914-1918) manifesteerde
de katholieken zich vooral sterk in hun optochten en processies. In 1933 werd
de sacramentsprocessie op Sacramentsdag (werd een werkdag) voor het laatst op
donderdag gehouden.Tot 1966 kende men in Zevenaar twee processies, op de zondag
na Sacramentsdag en met de kermis. Vanaf 1961 tot 1966 hielden de parochies van
St. Andreas en Maria Koningin (in 2001 is hun kerk gesloopt) nog gezamenlijk de
processie op de zondag na Sacramentsdag. Tot die tijd was de jaarlijkse
omdracht op de zondag na Petrus en Paulus gehouden.
Het landelijk pastoraal concilie eind jaren zestig bracht nieuwe
vormen van liturgie in de kerken. Deze invloed was in Zevenaar merkbaar en had
duidelijke gevolgen voor het voortbestaan van de traditionele processie.
Op kermiszondag 2 juli 1967 trok de processie nieuwe stijl
door Zevenaar. In de Maria Koninginnekerk werden de bezigheden van de Mis
verricht en na de preek trok men naar een rustaltaar onder de muziekkoepel in
de Schievestraat. Daar volgde de eucharistieviering.
Na de communie trok men door de stad weer naar de St.
Andreaskerk (34)
Toen op 2 juni een parochieraad werd gehouden, bleek dat de
meerderheid van de aanwezigen vond dat de betekenis van de processie in het
verleden wel, maar nu niet meer actueel was en niet meer in de tijd paste. Maar
vele Zevenaarders zouden niet graag de processie missen, het behoorde bij hun
leven. Hierbij speelden mee overwegingen van geloof, traditie en herinnering
aan het verleden.
Op 6 juli 1969 trok de processie in een gewijzigde opzet
door de stad. Ondanks de medewerking, die werden verleend door de harmonie St.
Caecilia en de Drumband was de belangstelling sterk teruggelopen. Uit een
enquête bleek dat in hetzelfde jaar 702 personen voor het houden van een
processie waren en 1386 tegen.
Op 4 juli 1971 werd voor het laatst de Zevenaarse processie
gehouden. Er liepen slechts 200 gelovigen mee.
Op 16 juni 1972 werd een bijeenkomst van afgevaardigden uit
verschillende wijkcomités of wijkraden,
schutterij, kerkkoren, pastorale werkgroepen en broedermeesters algemeen
besloten om geen processie meer te houden.
De Sint Martinusparochie in Oud-Zevenaar hield tot
1966 op pinksterzondag een kleine sacramentsprocessie (sinds 1902 georganiseerd
door een broederschap) rondom het kerkgebouw. (35).
In het dorp wordt nog steeds de processie of grote
"Umdracht", op de zondag voor St. Jan 24 juni tegelijk met de
jaarlijkse kermis gehouden. Vanaf 1970 lopen mannen en vrouwen niet meer
gescheiden in de processie mee.
Het aantal deelnemers aan de Oud-Zevenaarse processie is
overweldigend. Twee schutterijen met hun vlaggen en vaandels en twee
muziekkorpsen nemen aan de omgang deel. In een park (Tichelpark) staat een
rustaltaar, waar gepreekt wordt en de zegen gegeven. Daarna overschrijd de
priester met het Allerheiligste het vaandel van de schutterij E.M.M. (deze
overschrijding is alleen voorbehouden aan de koning en een priester die het Allerheiligste draagt).
Daarna trekt de processie over de dijk naar de kerk. Met een plechtig "Te
Deum" en een "Aan U, o Koning der eeuwen" wordt de plechtigheid
besloten.
Babberich
In Juli 1934 kon de eerste sacramentprocessie door het
Babberichse Bos trekken.
Bij de vier rustaltaren werd de zegen gegeven, terwijl de
kattekoppen (dikkoppig licht geschut) salvo's afgeven. Omtrent het jaar 2000
hield de parochie de processie door
's Herenhof, waar de Heilige Mis werd opgedragen op de
Calvarieberg.
Tor op de huidige dag worden nog vele processies gehouden;
zij voorzien in een traditionele behoefte.
Sinds 1983 zijn op vele dia's Liemerse processies
vastgelegd. Die plaatjes worden in het
Liemers Museum Bewaard. (36)
Het Gelders Eiland
Nadat de R.K gemeente te Lobith de koninklijke (Pruisische)
toestemming had gekregen tot de openlijke uitoefening van hun godsdienst te
Lobith, vonden processies plaats en werden ook de begrafenissen van de kerk
naar het kerkhof met openlijk kerkelijk vertoon gehouden.
Deze gebeurtenissen werden door de protestantse dorpsbewoners nu niet bepaald
met instemming begroet en onder de rooms-katholieke inwoners zullen er ook wel
enkele zijn geweest, die zich provocerend hebben gedragen omdat zij zich niet
meer achtergesteld voelden. Maar onder de gereformeerden waren er ook die deze
paapse afgoderij maar verwerpelijk vonden en zij bezwaarden zich bij de
protestantse Pruisische regering. Zo ontwikkelde zich een jarenlange
briefwisseling. In de jaren 1775-1777 kwamen er besluiten van de koning waarin
werd gesteld dat de processies alleen op het kerkhof of in de kerk gehouden
mochten worden. De rooms-katholieken maakten echter tegen deze enge uitleg
bezwaar omdat zij het recht hadden gekregen van het "exercitium
publicum", d.w.z. van de openlijke en openbare uitoefening van de
godsdienst en daaronder vielen ook de processies.
In ieder geval bleef men op de oude voet doorgaan.
Toen Lobith in 1817 definitief bij het Koninkrijk der
Nederlanden werd gevoegd, ging het over met behoud van al haar rechten en
vrijheden en dus ook de vrijheid tot het houden van processies in het openbaar.
Elk jaar op de zondag na Hemelvaart vindt in Lobith een
plechtige processie plaats, nu al ruim 230 jaar, die voorafgaat aan het
driedaagse schuttersfeest van de Lobithse schuttersgilde Eendracht Maakt Macht
en de darmee gepaard gaande
kermisfestiviteiten.
Pannerden
Pastoor J.N. Wagenberg voerde in 1875 de jaarlijkse
sacramentsprocessie op Sacramentsdag Pannerden in. Na een plechtige heilige Mis
in de kerk trok dan in dat jaar voor het eerst sinds de Hervorming de processie
weer uit met vaandels en bruidjes en biddende parochianen. Er was die eerste
keer maar één rustaltaar opgesteld op het kerkhof.
Men bleef schutter op eigen terrein en om dit duidelijk te
markeren, had men de hekken van het kerkhof gesloten en voor de toegang tot de
kerk waar geen hek was, een touw gespannen.
De sacramentsprocessies in Pannerden had in 1956 weer een
record aantal deelnemers, er waren weinig kijkers. De vele versieringen, fraai
en passend uitgevoerd, en de nieuwe boog hadden het geheel feestelijk omlijst,
terwijl de regeling door de broedermeesters en zusters weer voortreffelijk was.
Herwen en Aerdt
Theodorus Holtmann werd in 1931 door de zusters van het St.
Michaelsgesticht en juichende schoolkinderen bij Huis Aerdt ontvangen als de
nieuwe pastoor. Hij voerde de
sacramentsprocessie meteen in 1931 in voor de parochie Herwen en Aerdt.
De zusters van de Congregatie van de
arme Dienstmaagden uit Dernbach zorgden voor vaantjes, vlaggetjes,
bloemslingers en kroontjes voor de bruidjes en schilden met vrome spreuken. De
processie schuifelde voetje voor voetje de Herwense kerk uit en ging door
het kerkhof en de gestichtstuin en weer
terug. Het rustaltaar met beelden van het H.Hart en Maria kreeg een plaats achter het gesticht. Het was voor
de kleine gemeenschap een bijzondere gebeurtenis.
(38)
De twintigste eeuw is, wat haar eerste zestig jaren aangaat,
voor katholiek Nederland een tijd van bewuste en gelukkige herleving van
buitenkerkse devoties geweest. Aan dit
geluksgevoel ontbloeide de hymne "Roomsen, dat zijn wij..."
Zo trokken hartje zomer de jaarlijkse sacramentsprocessie
uit, met misdienaars en bruidjes en met alle verenigingen en broederschappen
voor alle leeftijden die zo'n parochie rijk was.
Dat gebeurde altijd in een meer besloten omgeving, in de pastorietuin, op het
kerkhof of in een kloostertuin.
Rond 1960 stond de katholieke gemeenschap (weer) op de
tocht. De kerkelijke zuil begon af te brokkelen en te wankelen en devoties in
het openbaar werden minder en minder en verdwenen bijna geheel. Tot 1965 behoorde het lof tot een
vast onderdeel van het geregelde parochieleven, daarna niet meer. De monstrans
bleef veilig in de kerkkluis opgeborgen.
In plaats van ommegangen worden bij dramatische
gebeurtenissen of rampen (Eindhoven, Enschede, Volendam, enzovoort) sinds het
einde van de 20e eeuw spontaan door gelovigen en ongelovigen massale stille tochten gehouden, of mediterende voettochten (Pax Christi), waar
al lopende wordt gesproken en gebeden over de verzakelijkte samenleving.
Processies en stille tochten worden als zeer zinvol ervaren
en zullen waarschijnlijk niet snel verdwijnen.
ALGEMEEN LITERATUUR
Velde, V, Feesten van het kerkelijk jaar en hunne volksgebruiken, Steenbrugge,
1938
Knippenberg,W.H.Th., Hagelkruisen, brooduitdeling,
processies, Brabants Heem 9(1957),
blz. 31-40; 50-55 en 132-139.
Snoek,G. De eucharistie- en reliekenverering in de
Middeleeuwen, Amsterdam, VU, 1989.
Caspers, C.M.A., De eucharistische vroomheid en het feest
van sacramentsdag in de Nederlanden tijdens de late Middeleeuwen, Leuven, 1992.
Margry
P.J. en C.M. Caspers,
Bedevaartplaatsen in Nederland/ Noord- en midden-Nederland,
Amsterdam/Hilversum, 1997
NOTEN
1 Boeren, P.C.,
Heiligdomsvaart Maastricht, schets van de geschiedenis der heiligdomsvaarten
en
andere jubelvaarten. Maastricht, 1962 (2e en
3e hoofdstuk.
2 Collins, M., Het verhaal van het christendom.
Amsterdam, 1955.
3 Post, R.R. Kerkelijke verhoudingen in
Nederland vóór de Reformatie, Utrecht 1954.
4 Linden, S. van der, De heiligen.
Amsterdam/Antwerpen, 1999; blz. 492-493
5 Gilst, A. van, en H. Kooger, Kruisen ,
relieken en wonderen. Soesterberg. 2002; blz. 158
6 Bieritz, K.H., Het kerkelijk jaar.
Amsterdam, 1995.
7 Die Entstehung der Sakramentsprocessionen,
Bonner Zeitschrift für Theologie und Seelsorge 8
(1931) blz. 97-117.
8 Gemeentearchief, Oud-Archief Zevenaar,
stadsrekeningen.
9 Nederlands Archief voor kerkgeschiedenis 13(1917)
blz. 204.
10 Parochie-archief Sint Remigius te Duiven.
11 GA Zutphen, Acta Classis Zutphen 1639.
12 Cultuurgeschiedenis van
het Christendom, deel 2, Amsterdam/Brussel, 1937.
13 Land en volk van de
Achterhoek. Enschede, 1971
14 Agterhof, H.H., Een
processie trekt door Dinxperlo, Archief van de Graafschap, 1974, blz. 94-98
15 Beukelaer, H. de , St. Helena's
oomegang. De geschiedenis van de Aaltensen e katholieken.,
Aalten, 1992, blz. 47-50.
16 Archief Huis Bergh, inv.
nr. 51 De Graafschapbode, 4-6-1983
17 Latijn voor klein deel,
een akkertje. Oorspronkelijk een kapel aan de rand van Assisi,
gerestaureerd door St. Franciscus. Degene
die het gebouwtje bezocht zou een "volle aflaat"
verdienen. Later ging het gebruik over op
alle kerken van de minderbroeders en op alle
parochiekerken.
18 Arendsen-Tieben, G., J
Beving en J. Steintjes, 125 jaar kerkelijk leven in Doetinchem
1857-1982. Doetinchem 1982; blz. 47
19 Vemer, W.P., Kroniek van Groenlo, 1966.
20 De Gelderlander, 14-4-2000.
21 Kerkenboek Didam. Geloven rond de Diemse
toren, duizend jaar kerkgeschiedenis, Nijmegen
2000; blz. 56-59.
22 Kerkenboek Didam, ibidem,
Nijmegen , 2000, blz. 245 en 320-330.
23 Rooms katholiek
kerkarchief, Bergh, registrum memoriale
24 Dalen, A.G. van, Bergh,
Heren, Land en Volk. Nijmegen, 1979; blz. 333s; 100 jaar Sint
Pancratius 's Heerenberg. 1897-1997, Old ni-js
14(1997) blz. 38; blz. 55 en 64-67.
25 Diesveld, J. Narus van
Veen . Enschede, 1974; blz. 76-79.
26 Zie onder meer De
Graafschapbode, 13-7-1991
27 Uit een kerkrekening van
de St. Remigiusparochie te Duiven.
28 Liemers Lantaern, 23-7-1949.
29 Jaarboek Achterhoek en Liemers 1993. deel 16;
blz. 99-100 en 106.
30 100 Jaar MSC
missionarissen van het H. Hart in Arnhem 1899-1999. Arnhem 2000.
31 Liemers Lantaern,
23-7-1949.
32 Het kerkhof bezette langzamerhand een stuk van het oude
processiepark. Margy en Caspers,
1997; blz. 531-535.
33 Archief Hervormde Gemeente
Zevenaar
34 Liemers Lantaern,
19-5-1967
35 Margy en Caspers, 1997;
blz. 632-633
36 De Graafschapbode,
12-7-1983
37 Janssen, G.B., De kermisprocessie te Lobith, Neerlands
Volksleven 30( 1980) 3/4; De
Graafschapbode, 29-10-1980 en De Liemers
Lantaern, 9-5-1989
38 Breuking, J. H.0, De
kroniek voor het St. Michaelsgesticht Herwen, 1973; blz. 12-13
e achterhoek en de